Een komeet die vanuit het niets kwam: Jan van Eyck in het MSK Gent
De olieverfschilderijen van Jan van Eyck verschillen zo sterk van het werk van zijn tijdgenoten dat hij wordt beschouwd als een komeet die vanuit het niets kwam. Zijn verfijning van de olieverftechniek, zijn scherpe observatie van de wereld en zijn virtuoze schildering van het licht kennen ook vandaag hun gelijke niet. Van Eycks vernieuwing van de schilderkunst komt uitgebreid aan bod in de tentoonstelling Een optische revolutie, die nog tot 30 april 2020 te zien is in het Museum voor Schone Kunsten in Gent.
In tegenstelling tot vele andere belangrijke kunstenaars is Jan van Eyck (circa 1390 – 1441) nooit in de vergetelheid geraakt. Zijn impact was zo groot dat zijn werk snel navolging kende en zijn mythe al meteen na zijn dood vorm kreeg. Uit zestiende-eeuwse geschriften spreekt respect en bewondering. De kunstenaar wordt een genie genoemd, zijn werk een mirakel. Nadat Albrecht Dürer in 1521 Gent had bezocht, omschreef hij Joannes tafereel als een “overkostelijk [schitterend] hoogverstandig schilderstuk”.
Hoewel er al voorbeelden zijn van het gebruik van olieverf uit de twaalfde eeuw werd Van Eyck lange tijd beschouwd als de uitvinder ervan. Met zijn vermeende uitvinding verwierf hij zelfs een plaats tussen de twintig prenten van de Nova reperta (nieuwe ontdekkingen), die rond 1590 in Firenze werden uitgegeven. Van Eycks schildertechniek figureerde er tussen de uitvinding van de boekdrukkunst, het kompas, de bril, het buskruit, de windmolen en de ontdekking van Amerika. De uitzonderlijke roem van Het Lam Gods wordt geïllustreerd door de kopie die Michiel Coxcie tussen 1557 en 1558 in de Gentse Vijd-kapel maakte in opdracht van de Spaanse keizer Filips II. Niet alleen de Spaanse koning benijdde de Lage Landen om Het Lam Gods, dat deden ook Napoleon en Hitler. Maar zij waren niet tevreden met een kopie.
Toen Het Lam Gods na de Tweede Wereldoorlog vanuit Duitsland naar België was teruggekeerd, werd het onderzocht, summier gerestaureerd en opnieuw vernist. Vrij snel bleken die moderne vernissen niet lichtbestendig, waardoor ze oxideerden en verkleurden. Decennialang bleven Van Eycks bijzondere kleurenpracht, zijn uitzonderlijke detailweergave en uiterst tactiele stofweergave verborgen voor de toeschouwer.
Pas tijdens de recente restauratie, die sinds 2012 wordt uitgevoerd in het Gentse Museum voor Schone Kunsten (MSK) door het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK), en het begeleidende onderzoek, ontstonden er nieuwe inzichten over de werkwijze van Van Eyck en zijn atelier. Nadat de vergeelde vernislagen waren weggenomen, bleek dat grote delen van het oppervlak met dekkende verflagen overschilderd waren. Als gevolg daarvan was Van Eycks optische revolutie tot voor kort onzichtbaar.
© www.lukasweb.be - Art in Flanders vzw
De recent gerestaureerde buitenpanelen van Het Lam Gods (1432) vormen de kern van de tentoonstelling Van Eyck. Een optische revolutie. Bij hoge uitzondering worden de buitenluiken en de panelen met Adam
en Eva samengebracht met andere schilderijen van de meester, werken uit het Van Eyck-atelier, contemporaine hernemingen en interpretaties uit het einde van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw.
Om de fijnmazige, artistieke context te schetsen en de kruisbestuiving in de eerste helft van de vijftiende eeuw in de Bourgondische Nederlanden te evoceren, zijn ook werken uit diverse media tentoongesteld: miniaturen, tekeningen, sculpturen, edelsmeedwerk en textiel. Van Eycks optische revolutie wordt ook in een breder perspectief geplaatst. Zijn werken hangen samen met schilderijen van Italiaanse tijdgenoten als Gentile da Fabriano, Fra Angelico, Pisanello, Tommaso Masaccio en Benozzo Gozzoli. Die zetten op hetzelfde moment in Firenze ook een schilderkunstige revolutie in gang door verbeterde tempera en het mathematisch perspectief te gebruiken.
Reproduced by permission of the Fondazione Torino Musei
Optische revolutie
Van Eycks optische revolutie kent drie facetten: zijn verfijning van de olieverftechniek, zijn scherpe observatie van de wereld en het virtuoze schilderen van optische lichtverschijnselen, waardoor een uiterst realistisch ruimtegevoel ontstaat. Dat laatste was niet alleen het resultaat van een precieze waarneming van de manier waarop het licht zich in de ruimte beweegt, maar hoogstwaarschijnlijk ook het gevolg van wetenschappelijke kennis.
Bij de unieke manier waarop Van Eyck de wereld bekeek, was vooral de diepgewortelde interesse voor het schilderen van het licht cruciaal. Personen, gebruiksvoorwerpen of interieurs krijgen een driedimensionale vorm door het licht dat op hen schijnt of door de afwezigheid van licht in de schaduwpartijen. De Johannessen op de buitenluiken van Het Lam Gods, geschilderde sculpturen op sokkels, lijken tastbare heiligen uit steen vanwege het extreem doorgedreven spel van licht en schaduw dat hun gezichten en gewaden vormgeeft. Maar ook de schaduwen van een persoon of voorwerp op de achtergrond zijn nieuw. De schaduw van de gevleugelde aartsengel Gabriël is duidelijk waarneembaar op de muur achter hem. Het licht dat de engel beschijnt, is afkomstig van de rechterkant en is over alle buitenluiken consequent volgehouden, met schaduwen die altijd correct zijn weergegeven.
Van Eycks lichtregie is niet alleen natuurgetrouw, maar ook opvallend accuraat en coherent. Ze is zo geniaal dat ze niet alleen te verklaren is door zijn uitzonderlijke talent voor de uiterst precieze waarneming van zijn omgeving. De tentoonstelling gaat uit van de hypothese dat Van Eyck zich niet alleen baseerde op praktische informatie, maar ook op theoretische kennis. De observatie en de registratie van complexe lichtverschijnselen als reflectie, absorptie of breking zonder constante belichting was hoegenaamd geen sinecure. Van Eyck had ook alleen natuurlijk licht of flikkerende kaarsen om zich heen.
Het is mogelijk dat Jan van Eyck toegang had tot optische kennis via de geschriften van de Arabische mathematicus, astronoom en fysicus Alhazen (circa 965- 1040), wiens werk in Latijnse vertaling (De aspectibus) toen al bekend was in Europa. De Brugse hoofdbibliotheek Biekorf bezit een handschrift van die tekst, afkomstig van de cisterciënzerabdij Ter Duinen in de kustgemeente Koksijde. In De aspectibus worden onder andere nieuwe theorieën gepresenteerd over onze manier van zien, de werking van spiegels en lenzen en de wijze waarop beelden tot stand komen.
Toch is het waarschijnlijker dat Van Eyck Perspectiva Communis van John Pechams (circa 1230 – 1292) gebruikte. Zijn geschriften over optica, die aan universiteiten gebruikt werden, waren korter dan de complexe teksten van Alhazen en daardoor beter geschikt als elementaire introductie. De kans is groot dat Pechams Van Eyck inzicht gaf in de principes van lichtinval, slagschaduwen en complexere lichtverschijnselen zoals de totstandkoming van reflecties, vervormingen, of een fenomeen als het brandpunt.
© The National Gallery, London
Met zijn optische revolutie beïnvloedde Jan Van Eyck de kunst die na hem het licht zag. Voor en na zijn in de kunstgeschiedenis zelden scherper gesteld. Met zijn perfectionering van de olieverf – door er siccatieven aan toe te voegen droogde de verf veel sneller en werd ze soepeler en gemakkelijker manipuleerbaar – maakte hij schilderijen die anno 1432 buitenaards moeten hebben geleken. En met zijn verregaande observatie en schildering van de zichtbare wereld zette hij een nieuwe standaard neer. Zijn geraffineerde composities bleven lange tijd zeer invloedrijk.
Van Eyck optische revolutie werd mogelijk gemaakt door een creatief klimaat met verschillende gunstige factoren, in het bijzonder de welvarende economie in de Bourgondische Nederlanden, die Van Eycks genie tot volle wasdom liet komen. Jan van Eyck en zijn ateliermedewerkers en opdrachtgevers leefden en werkten in een dynamische context die de bloeiende luxe-industrie in Gent en Brugge mogelijk maakte. Er was uiteraard ook de invloed van het Bourgondische hof en de luxueuze hofhouding met Van Eyck als hofschilder. Dat samenspel van het hof en de stedelijke cultuur zorgde voor de artistieke weelde in de Bourgondische Nederlanden.
© www.lukasweb.be - Art in Flanders vzw. Foto Hugo Maertens
Een moderne kunstenaar
Zoals de boekdrukkunst begint bij Gutenberg, zo begint de nieuwe schilderkunst of ars nova bij Jan van Eyck. Met zijn optische revolutie verbaasde hij niet alleen zijn tijdgenoten, maar bracht hij ook een dynamiek in de kunst op gang die tot vandaag kunstenaars inspireert. Hij was niet alleen een moderne kunstenaar die zelfbewust zijn werk signeerde, maar ook een bijzonder individu dat zijn scheppingskracht ten dienste stelde van een gemeenschappelijke beleving én die tegelijk gebruikte voor de uitdrukking van zijn eigen persoonlijkheid. De vraag die Van Eyck stelde en waar hij als kunstenaar met de mogelijkheden van zijn tijd een oplossing voor zocht was: hoe kan ik de wereld zo goed en zo getrouw mogelijk weergeven?
Zoals de boekdrukkunst begint bij Gutenberg, zo begint de nieuwe schilderkunst bij Van Eyck
Sindsdien heeft elke generatie kunstenaars zich over die vraag gebogen om er volgens de eigen inzichten, de eigentijdse geplogenheden en de beschikbare middelen een zo bevredigend mogelijk antwoord op te geven. Een belangrijke constante in die permanente hang naar mimesis is de relatie tussen kunst en wetenschap: van de uitvinding van de olieverfschilderkunst in combinatie met de verworvenheden van de optica tot het ontstaan van de fotografie; van de ontwikkeling van de analoge film tot computeranimatie; van hologrammen en 3D-projecties tot de virtuele ruimte en de digitale beeldverwerking. Allemaal artistieke en technologische omwentelingen waarin Van Eyck met zijn optische revolutie ons bijna zeshonderd jaar geleden is voorgegaan.