Een uitspraak van een vriendin zet onze taalcolumnist aan het denken over de manier waarop we met taal eigenschappen toedichten aan andere mensen.
“Jij bent echt zo iemand die nooit iets met twee handen eet.”
© Matt Seymour - Unsplash
Dat zei Inge tegen mij, op een avond lang geleden. Volgens mij nam ik een hap uit een vrij forse appel, die ik, het moet gezegd, vrijwel zeker in één hand hield. Dat doe ik namelijk inderdaad altijd met appels, en misschien wel met alle etenswaren. Hoewel ik de precieze omstandigheden niet meer precies weet, ben ik de uitspraak zelf nooit vergeten. Het is namelijk een van de schitterendste, geweldigste, bizarste uitspraken die ik ooit hoorde.
Want wat betekent dat eigenlijk in vredesnaam?! Waarom zou je zoiets zeggen? Ik heb er, in de tien jaar sinds ik het hoorde, vaak over nagedacht (je bent taalkundige of niet hè), en er zijn volgens mij twee dingen met deze uitspraak aan de hand.
Ten eerste verdeelt hij de wereld in twee soorten mensen: zij die nooit iets met twee handen eten, en zij die dat wel doen. Dat is op zich al vrij opmerkelijk. Vooral omdat ik nooit had gedacht dat dit een betekenisvol onderscheid was. Een betekenisvol onderscheid bestaat in principe wanneer beide groepen een eigenschap hebben, niet waarbij één groep alleen wordt gedefinieerd doordat ze iets níét heeft, is of doet. Denk bijvoorbeeld aan de scheiding tussen mensen die patat of friet zeggen. Of iemand het wc-papier overlangs of onderdoor laat afrollen (bovenlangs is de juiste manier). Maar ook of iemand hetero of homo is.
Er zijn allerlei manieren te bedenken om verdelingen te maken. Tussen mensen, maar ook tussen objecten, fenomenen, emoties en ga zo maar door. Mensen doen dat dan ook constant. We hebben daarbij een sterke neiging om categorieën scherp in te delen. Iets is het een, óf het ander. We noemen dat (haalt diep adem) het Aristoteliaanse categorisatieprincipe.
Maar vaak werkt dat eigenlijk helemaal niet. Of ten minste, die strakke tweedeling doet geen recht aan de complexiteit van dingen.
Ik zei net bijvoorbeeld dat je mensen kunt verdelen op basis van of ze hetero of homo zijn. Dat is onzin. Je kunt ook tussen die voorkeuren inzitten, en dat kan zelfs in verschillende mate (meer richting het eigen geslacht, meer richting het andere). Je kunt ook nog een andere seksuele identiteit hebben, die zelfs kan bestaan uit überhaupt geen aantrekkingskracht voelen.
Seksualiteit is dus niet iets binairs: het is een non-binair fenomeen, een schaal, een spectrum,. En het is absoluut niet het enige fenomeen dat zich niet zomaar – tsjak! – in tweeën laat verdelen. Vanaf de jaren 1970 is er fascinerend onderzoek gedaan naar bijvoorbeeld de indeling van kleuren. Daarbij zijn er randgevallen, die je vast weleens bent tegengekomen: “Wat een mooi blauw T-shirt heb je aan!” “Huh nee het is groen hoor.” Groen en blauw hebben wazige randen, of zoals dat in de literatuur wordt genoemd: fuzzy boundaries (wat trouwens ook een geweldige naam is voor een geantropomorfiseerde teddybeer, maar dat terzijde). Er zijn schakeringen die voor sommige mensen onder het een, en voor anderen onder het andere label vallen. En om nog een andere kritiek op die scherpe scheidslijn aan te halen: niet alles is hetzelfde binnen een groep. Sommige vogels zijn vogeliger dan andere. Een mus is meer prototypisch voor vogels: een pinguïn is meer een randgeval.
Ik kan de hele dag praten over categoriseren, maar we moeten terug naar het geval met-twee-handen-eten. Daar is namelijk nóg iets mee aan de hand, en dat is misschien nog wel frappanter. Volgens die uitspraak zijn er dus mensen die nooit iets met twee handen eten, en niet alleen ben ik er daar één van, ik ben ook echt zo iemand die dat doet. Met andere woorden: deze specifieke eigenaardigheid sluit aan bij wat men, of in ieder geval Inge, nog meer weet of denkt over mijn karakter of gedrag. Een soort pars pro toto dus.
Mensen doen zulke uitspraken best vaak, maar eigenlijk vind ik dat heel gek. Het is alsof dat specifieke feitje iemands essentie definieert
Ook dit is verre van ongebruikelijk. Mensen doen best wel vaak dit type uitspraken. “Dat past echt bij jou”, “dat is echt iets voor jou” of “typisch Marten”. Ik luisterde net nog een podcast waarin een van de hosts, die in de auto aan het opnemen was, klaagde over een vlieg. Waarna hij zei: “Ik ben iemand die dat niet even uit kan schakelen.” Toch vind ik dit eigenlijk heel gek. Het is een beetje alsof dit specifieke feitje zijn essentie definieert. Maar wat zegt het over je persoonlijkheid dat je je laat afleiden door een vlieg? Of dat je nooit iets met twee handen eet? Heeft dat laatste iets met controle te maken, met macht? Met een zekere nonchalance, of roekeloosheid misschien? De kans is natuurlijk groter dat ik de appel laat vallen…
© Fa Barboza - Unsplash
Los van of ik inderdaad een nonchalant of roekeloos karakter heb: is het niet een enorme stap om zo’n karaktereigenschap te extraheren uit zo’n klein stukje gedrag? In dit geval denk ik van wel. Maar soms kan zo’n eigenschap volgens mij wél meer betekenen. Ik schrijf bijvoorbeeld vaak met pen in boeken. Ik onderstreep mooie en betekenisvolle zinnen, ik maak aantekeningen in de kantlijn, en soms schrijf ik achterin, bij gebrek aan opschrijfboekje, weleens lijstjes of ideetjes. Dat zou zomaar iets kunnen zijn wat ik doe. Maar ben ik daarmee “echt zo iemand die met pen in boeken schrijft”?
Het grappige is: ja, dat ben ik volgens mij inderdaad. Want mijn schrijven in boeken staat denk ik wel degelijk voor iets meer. Het staat voor een bepaalde kijk op boeken als gebruiksvoorwerpen. Nog breder staat het symbool voor het feit dat ik niet zo aan bezit hecht, en zelfs aan een bepaalde neiging tot non-conformisme (je hoort immers niet in boeken te schrijven). Die grotere eigenschappen komen tot uitdrukking in het kleinere gedrag.
Of ik nou echt zo iemand ben die nooit iets met twee handen eet, dat weet ik nog steeds niet. Maar ik ben wel écht zo iemand die zo’n uitspraak onthoudt en koestert. Bedankt Inge!