Duel in de duinen: toen toeristen in Vlaanderen kwamen vechten
In de negentiende eeuw werd Vlaanderen populair onder een heel bijzonder type toeristen: buitenlanders die op zoek waren naar een rustige plek om een robbertje te vechten. Ze trokken ernaartoe om zonder pottenkijkers ereschulden te vereffenen én om het toenemende verbod op duelleren in hun thuisland te vermijden. Om problemen met de lokale autoriteiten te vermijden, probeerden de duellisten zo snel mogelijk terug te keren naar huis.
Aan het begin van de negentiende eeuw waren de regels van de duelleerkunst goed ingeburgerd. Vond iemand dat een ander zijn eer had beledigd, dan daagde hij die uit tot een gevecht. Afspraken over het tijdstip, de locatie en voorwaarden voor het gevecht (zwaarden of pistolen, het aantal schoten, de afstand, het startsignaal, enzovoort) waren in handen van de “secondanten”, vrienden van elke tegenstander die het duel bijwoonden om mee te onderhandelen over de mogelijke afloop.
Het gevecht eenvoudigweg laten plaatsvinden was soms al genoeg. Dat gold als een bewijs van de moed en bereidheid van beide partijen om hun eer op een beschaafde manier te verdedigen. “Ik heb zijn vuur onder ogen gezien”, zo werd het door een aantal duellisten verwoord. In andere gevallen was een wonde noodzakelijk; dat kon een kleine kwetsuur zijn, misschien net ernstig genoeg om het gevecht stop te zetten. Een dodelijk ongeval maakte een definitief einde aan de zaak.
© Wellcome Collection
Geheimhouding was absoluut noodzakelijk bij de voorbereiding van zo’n “eervolle zaak”. Pas wanneer het duel was afgelopen, kon het nieuws verspreid worden. In de kranten verschenen regelmatig verslagen van duels, vaak op basis van het relaas van de secondanten of van journalisten die als “beroepsgetuigen” waren uitgenodigd. Ook verschenen er nieuwsberichten als de autoriteiten erin geslaagd waren een duel te voorkomen.
Als een duel werd onderbroken, dan moesten volgens de wetten in Groot-Brittannië en Ierland de secondanten onmiddellijk een nieuwe ontmoeting regelen, maar dan in het buitenland. Calais en Oostende waren populaire bestemmingen, waarbij sommige duels die in Calais gepland waren aan de andere kant van de grens met België moesten plaatsvinden wanneer de Franse gendarmes al te oplettend bleken. Maar het was niet zo eenvoudig om het Europese vasteland te bereiken, en al zeker als de reden voor het bezoek, een duel, bekend was.
© Wikipedia
In 1815 werd een duel tussen de Ierse nationalistische onruststoker Daniel O’Connell en Robert Peel, de Ierse secretaris in de Britse regering, voorkomen toen O’Connell werd gearresteerd en vastgehouden om de vrede te bewaren. Omdat ze niet konden duelleren in Ierland of Groot-Brittannië, besloten ze elkaar in Oostende te treffen. Niet alleen was dat een juridische noodzaak, ook kwam het Peel goed uit om de zaak ver van de aanhangers van O’Connell te regelen. Voor zijn vertrek schreef hij naar een vriend: “Het is veel beter om naar Oostende te gaan dan om sowieso op je kop te krijgen in het graafschap Kildare.”
Peel en zijn secondanten konden makkelijk de grens tussen Ierland en Wales oversteken. Ze reisden ongestoord door Engeland en vervolgens verder naar Calais. Daarna trokken ze langs de kust naar Oostende, dat toen net onderdeel geworden van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Ze vonden even buiten de stad onderdak, en trokken twee keer per dag de voortgang van O’Connell na bij het postkantoor. Die overtocht verliep niet bijster vlot, zo bleek. O’Connells poging om rechtstreeks vanuit Ierland over zee te reizen werd gedwarsboomd, en toen hij Wales binnenkwam, wachtte de politie hem op. Hij kon ontvluchten, maar werd later gearresteerd in Londen. Vijf dagen later bereikte een van O’Connells vrienden uiteindelijk Oostende; toen werd besloten het duel uit te stellen. Hoewel het uiteindelijk nooit tot een gevecht kwam tussen de twee, werd de zaak pas in 1825 formeel afgesloten, nadat O’Connell zijn verontschuldigen had aangeboden.
Zelfs als beide tegenstanders het Kanaal wisten over te steken, was duelleren op onbekend terrein absoluut geen sinecure. In 1830 werd Lord George Bingham door majoor Charles Fitzgerald uitgedaagd tot een tweegevecht in Oostende. Fitzgerald vond dat een belofte van beschermheerschap niet was nagekomen. Hij ging er trouwens van uit dat Bingham niet zou vechten, wat een inschattingsfout bleek te zijn.
De tegenstanders en hun secondanten reisden vaak afzonderlijk om geen argwaan te wekken
Het duel stond gepland om zes uur ’s ochtends, ruim anderhalve kilometer van de poorten van Oostende, op de weg naar Brussel. Bingham en zijn secondanten waren op tijd, maar troffen niemand op de afgesproken plek. Fitzgerald arriveerde zo’n drie kwartier later. Hij protesteerde dat er nog een andere weg was van Oostende naar Brussel, en dat zijn secondant daarnaartoe was gegaan, met zijn pistolen. Hij gaf aan te willen duelleren met Binghams pistolen en een andere secondant. Bingham en zijn gevolg gingen akkoord, maar pas als de eerste secondant niet zou opdagen voor de oorspronkelijk afgesproken start van het duel. Toen die deadline was aangebroken, was de eerste secondant er nog steeds niet en besloot de tweede secondant hem te gaan zoeken. Op dat moment bleek Fitzgeralds tegenzin: hij trok zijn uitdaging tot een duel in. De hele schijnvertoning eindigde zonder dat er ook maar één schot werd gelost.
Hoewel dit een extreem geval is, hoogstwaarschijnlijk bekokstoofd door Fitzgerald zelf, belicht het een paar van de veelvoorkomende problemen waarmee duellisten die naar Vlaanderen kwamen werden geconfronteerd. De tegenstanders en hun secondanten reisden vaak afzonderlijk om geen argwaan te wekken. Ze ontmoetten elkaar pas de avond voor het duel in een hotel of op de afgesproken tijd voor het gevecht. Dan moest er een goede duelleerplaats worden gevonden, bij voorkeur een afgelegen, vlakke en schaduwrijke plek, zodat geen van beide duellisten verblind werd door de zon. Duurde dit te lang en werden de bezoekers opgemerkt, dan grepen de Belgische gendarmes doorgaans snel in.
© Wellcome Collection
Ondanks die moeilijkheden, en een algemene daling van het aantal Britse tweegevechten, bleef men gedurende de hele negentiende eeuw anderen uitdagen tot een duel in Vlaanderen. Sommige duels werden stilgelegd voordat de hoofdrolspelers zelfs maar het Kanaal konden oversteken. Zo was er een geval in 1874 waarbij een niet nader genoemd parlementslid en een legerofficier, die woorden hadden over een dame, gearresteerd werden op de stoomboot tussen Dover-Oostende met “een koffer vol zeer dodelijk uitziende wapens”.
Vechtersbazen die de zaken wat discreter aanpakten, slaagden erin niet betrapt te worden. In 1850, bijvoorbeeld, leidde een geschil tussen verschillende facties in de opkomende communistische beweging in Londen ertoe dat ene August Willich Karl Marx uitdaagde tot een duel. Marx weigerde, maar een van zijn jongere volgelingen, Conrad Schramm, zag de kans om de uitdaging op zich te nemen. De twee reisden naar Oostende en duelleerden in de buurt van Antwerpen. Schramm, die weinig ervaring had met pistolen, werd geraakt en raakte bewusteloos. Willich en zijn secondanten vluchtten weg. Schramms secondant bleef en zorgde voor zijn vriend, terwijl hij uit het zicht probeerde te blijven van een groepje hooiers dat in de buurt aan het werk was. Toen Schramm bijkwam, keerden ze meteen terug naar Oostende om de volgende stoomboot naar Engeland te nemen.
Doodstraf in Duitsland
Franse duellisten moesten minder hindernissen overwinnen als ze in België wilden vechten; in een aantal gevallen ging het om niet meer dan een voet over de grens zetten. Populaire duelleerplaatsen, waaronder Erquellines, Bergen, Moeskroen en Doornik, waren allemaal gemakkelijk bereikbaar met de trein in de tweede helft van de negentiende eeuw. Sommige duellisten reisden door naar Brussel, waar het Ter Kamerenbos een geliefde locatie was.
België werd het duelgebied bij uitstek voor Franse journalisten, hoewel sommigen er weinig brood in zagen om zo ver te reizen. “Duellisten worden in de buurt van Parijs niet half zo veel gehinderd als in de buurt van Brussel”, schreef Francisque Sarcey van L’Opinion nationale. In 1863 ging hij de strijd aan met Aurélien Scholl van Le Figaro in een bietenveld in de buurt van Bergen, maar het duel werd al gauw onderbroken door de gendarmes. Twee dagen later kruisten ze opnieuw de degens, dit keer over de Duitse grens, waarbij Sarcey een kleine wonde aan de arm opliep. Het verhaal gaat dat beide partijen zich vervolgens terugtrokken in een herberg om te dineren, waar ze tot hun grote schrik vernamen dat op duelleren in dat deel van Duitsland de doodstraf stond.
België werd het duelgebied bij uitstek voor Franse journalisten
Een van de meest onverbeterlijke duellisten binnen de Franse pers was Henri Rochefort, die minstens drie keer naar de Belgisch-Nederlandse grens kwam om te vechten, met name in 1868, 1890 en 1891. De aantrekkingskracht voor hem was dat hij de grens keer op keer kon oversteken, terwijl hij de gendarmes aan weerszijden trachtte te vermijden. Voor de latere duels werd hij echter ook achternagezeten door zijn collega-journalisten, die de gendarmes op de hoogte brachten van zijn route en hem andere obstakels in de weg wierpen.
Maar Rochefort maakte zich vooral zorgen over wat zijn collega’s achteraf zouden schrijven. “Jarenlang kreeg ik het advies om bij de eerste gelegenheid die ik kreeg naar twee prachtige schilderijen van Van Eyck te gaan kijken in een Gentse kerk”, schreef hij in zijn memoires. “Als ik ze had bezocht, dan zouden alle plaatselijke kranten hebben beweerd dat ik vóór de ontmoeting het heilige gebouw was binnengegaan om God mijn ziel aan te bevelen. En zo heb ik mezelf het plezier ontnomen om de Van Eycks te bewonderen.”
© Wikimedia Commons
Duellisten kwamen zelfs vanuit Amerika deze kant op om te vechten. In 1874 eindigde een geschil tussen de redacteuren van twee in New York gepubliceerde Spaanstalige kranten toen een van hen in een weiland bij Doornik een kogel in zijn zij kreeg. En in 1892 stak een gedwarsboomde Amerikaanse duellist de Atlantische Oceaan over om eerherstel te eisen van zijn eigen secondant.
Dat laatste verhaal is het vertellen waard. In de herfst van 1891 werd in de New Yorkse high society zodanig geroddeld over een affaire tussen Hallett Alsop Borrowe en een telg van de welgestelde Astor-familie dat haar man, James Coleman Drayton, het gezin tijdens de winter overbracht naar Londen. Borrowe reisde hen achterna en werd gezien in het gezelschap van mevrouw Drayton. Daarop liet haar man zijn rivaal naar Parijs komen om de zaak eens en voor altijd uit te klaren. Borrowe ging, maar zijn secondanten – doorgewinterde duellist Harry Vane Milbank en journalist Edward Fox – weigerden hem te laten vechten. Ze voerden aan dat Drayton te laat in actie was geschoten en door de Astors was betaald om zijn mond te houden over de affaire. Kortom, zijn eer kon niet beledigd worden.
Duellisten kwamen zelfs vanuit Amerika deze kant op om te vechten
Drayton protesteerde, maar kon Borrowe niet dwingen het duel aan te gaan. Hij boekte een ticket terug naar de VS, maar ontdekte halverwege de oceaan dat Borrowe en Milbank op hetzelfde schip zaten. Erger nog, het nieuws over het verijdelde duel bereikte de New Yorkse kranten terwijl ze op zee waren. In de haven werd het schip werd opgewacht door menigten die wilden weten of de twee mannen elkaar aan boord hadden kunnen doden.
Dit kwam Drayton en de Astors slecht uit, maar, nu het hele verhaal uit zijn kamp afkomstig bleek, vond ook Borrowe dat zijn goede naam was aangetast. Aangezien Borrowe en Milbank van niets wisten, moest Fox wel de schuldige zijn. Ze boekten opnieuw een overtocht, weer over de Atlantische Oceaan, zodat Borrowe Fox kon uitdagen voor een duel. Hij schreef aan zijn tegenstander: “Als secondant bent u een betreurenswaardige mislukkeling, meneer Fox; misschien blijkt u als duellist wel een succes.”
De duellisten en hun secondanten reisden van Londen naar Antwerpen, met de bedoeling het duel te laten plaatsvinden nabij een eigendom van een rijke expat en zakenman. Maar de lokale politie was gewaarschuwd en daarop besloten de duellisten naar de kust te gaan. Ze namen een vroege trein naar Oostende en reisden per koets naar Hotel Prévost in Nieuwpoort. Ze aten er apart en trokken vervolgens de duinen in, gekleed in wat toen als een traditioneel duelleertenue werd beschouwd: hoge hoeden en geklede jassen. Het duel bestond uit vier rondes, onder een brandende zon. Alle duellisten misten doel, hoewel één kogel de rok van Fox’ jas doorsneed. Met een verdedigde eer, maar zonder verzoening, keerden beide partijen terug naar Londen, en naar Amerika.
© Wellcome Collection