Deel artikel

kunst recensie

De nagloed van komeet Van Gogh

21 augustus 2024 9 min. leestijd

In een kort leven en een nog korter bestaan als kunstenaar tekende en schilderde Vincent van Gogh een omvangrijk oeuvre dat de kunstgeschiedenis in nieuwe richtingen stuurde. De gloed van de komeet die Van Gogh was, schittert nog altijd na, zoals blijkt uit drie boeken die nieuwe facetten aan bod laten komen: zijn tekenwerk bestudeerd in volle samenhang, zijn laatste levensmaanden in Auvers-sur-Oise en de vergeten voettocht die hij als jongeman door België aflegde.

Toen hij begon te schilderen, had Vincent van Gogh (1853-1890) er al een leven opzitten. Eerst had hij een baan als kunsthandelaar, wat een familietraditie was. Daarna probeerde hij het als predikant, onder meer in de Waalse mijnstreek, wat een andere familietraditie was. Tussendoor had hij nog een paar kleine baantjes. In de zomer van 1880, op zijn zevenentwintigste, besloot hij – als was het een beroepskeuze – om zelf kunstenaar te worden. Na tien jaren van intensieve artistieke activiteit maakte een gekwelde Van Gogh een einde aan zijn leven, met een revolverschot op de vlakte achter het park van het kasteel van Léry in Auvers-sur-Oise, een kunstenaarsoord niet ver van Parijs. Hij overleed er op 29 juli 1890.

Als kunstenaar was Van Gogh bijna autodidact. Na zijn “bekering” schoolde hij zichzelf bij met handboeken die hem de grammatica van de schilderkunst konden leren. Hij probeerde het even aan de kunstacademies van Brussel en Antwerpen en kreeg wat teken- en schilderlessen van Anton Mauve, een familieverwant die één van de grijsschilders van de Haagse School was. Van Gogh eerde hem in 1888 met een van de bloeiende boomgaarden die hij schilderde in Arles: rozige perzikbloesems op een nog winterharde grond waren zijn Souvenir de Mauve.

Theo van Gogh, zelf actief in de kunsthandel, fungeerde als mentor en mecenas voor zijn broer. Op 14 januari 1882, kort na de lessen van Mauve, schreef Vincent aan Theo: “Het teekenen wordt hoe langer hoe meer een hartstogt bij me en dat is net een hartstogt als die van een zeeman voor de zee.”

De Britse kunsthistoricus Christopher Lloyd, onder meer gewezen curator van de Britse Royal Collection, wijdt met De tekeningen van Vincent van Gogh een boek aan die hartstogt: de meer dan duizend tekeningen die Van Gogh in zijn gebalde kunstenaarsleven maakte. De verklaringen voor de originaliteit van Van Goghs tekenkunst die Lloyd aanreikt, zijn juist het ongebruikelijke levenspad van de kunstenaar en het overwicht van zijn talent en persoonlijkheid op métier en vakkennis. Van Gogh tekende zich zijn eigen weg: “Het is geen overdrijving dat hij vrijwel alle traditionele tekentechnieken naar zijn hand zette, al dan niet geïmproviseerd, en daardoor werd hij zich zeer bewust van de visuele impact en de fysieke eigenschappen van potlood, pen, penseel, inkt, houtskool, krijt en aquarel”, schrijft Lloyd. Niet gehinderd door tradities en voorschriften experimenteerde Vincent en combineerde hij technieken tot hij Van Gogh werd.

Lloyds boek is een dwarsdoorsnede van Van Goghs oeuvre op basis van technische kenmerken – alleen de werken op papier staan erin. Het bevat wel álle tekenwerk: losse schetsen en voorstudies, presentatietekeningen en uitgewerkte tweelingschetsen van schilderijen, zoals het Caféterras op de Place du forum in nachtelijk Arles, waarvan het geschilderde tafereel een iconische Van Gogh werd. Daarnaast bevat het ook autonoom tekenwerk dat Van Gogh hoopte te verkopen of te plaatsen als illustratie. Naarmate de chronologie vordert en Van Goghs meesterschap groeit, nemen ook de virtuositeit en complexiteit van het tekenwerk toe en kijk je naar verbluffende panoramische oogstscènes aan de oever van de Rhône, die Van Gogh zelf tot zijn beste tekenwerk rekende. De portretten en landschappen uit Arles en Auvers-sur-Oise, vastgelegd met golvende en soms kleurrijke lijnen, beschouwen we vaak als de meest klassieke en typische Van Goghs. Lloyd groepeert Van Goghs tekeningen in thematische clusters die hij elk apart bespreekt: de figuren, de plaatsen, de landschappen, de portretten en de compositietekeningen, met daarbij aandacht voor compositorische aspecten en technische kenmerken, met vergelijkingen met de oude kunst – een Rembrandt en een Van Gogh naast elkaar – en met een biografische contextualisering van het oeuvre en citaten over de getoonde werken uit de brieven van Vincent aan Theo.

Het boek van Lloyd biedt een inzichtelijk en met gevoel voor synthese geschreven overzicht van het tekenwerk. En het laat de lezer zien hoe Van Goghs kunst ontstond. Financiële beperkingen maakten bijvoorbeeld uitvoerige compositietekeningen niet vanzelfsprekend: op dat vlak waren de verschillende getekende voorstudies voor De aardappeleters (1886) ook een investering (“een heelen winter van studiekoppen & handen schilderen”, schreef Vincent aan Theo). Ook biografische omstandigheden hadden een grote invloed. Een opname in de psychiatrie vernauwde het werkterrein tot de ramen, gangen en kamers van een instelling in Saint-Rémy-de-Provence. Maar door die ramen kon Van Gogh wel Korenveld met cipressen (1889) tekenen en schilderen.

De tekeningen van Vincent van Gogh is verschenen bij Mercatorfonds, dat al jarenlang Van Gogh uitgeeft, onder meer zijn brieven in zes delen. Ook Tijdsbeeld uit Gent heeft ruime uitgeefervaring met Van Gogh. Bij hen verscheen Van Gogh in Auvers-sur-Oise. Zijn laatste maanden, de catalogus bij de gelijknamige expo die in 2023 eerst in het Amsterdamse Van Gogh Museum te zien was en daarna in het Parijse Musée d’Orsay, tot begin 2024. Net als De tekeningen is ook dit boek een feest voor het oog.

Als tentoonstellingscatalogus is Van Gogh in Auvers-sur-Oise een voorbeeldwerk. De auteurs – haast allemaal verbonden aan het Van Gogh Museum – slagen erin hun teksten wetenschappelijke merite te geven zonder de lezer te bruuskeren. Veel onderzoek zit handig vervat in verwijzingen en voetnoten en in het minutieus samengestelde catalogusgedeelte, dat Van Goghs productie in Auvers-sur-Oise (vierenzeventig schilderijen en meer dan vijftig tekeningen) volledig in kaart brengt. Dat technische apparaat staat als een huis, en hindert de prachtige pagina’s waar het kijkwerk vooropstaat niet.

Kijken naar een drieluik waarbij het portret van Marguerite Gachet samenvalt met een krijttekening ervan en een brief aan Theo met de opzet en schets, twee keer oefenen en dan voor echt. Kijken naar het gemeentehuis van Auvers-sur-Oise, als tekening en als schilderij, waar de dansende verftoetsen de laatste 14 juli van Van Gogh weergeven en feestelijke tricolore vlaggetjes wapperen op een plein zonder mensen. Kijken naar de bloeiende kastanjebomen, volledig afgedrukt op een linker- en rechterpagina, die elkaar in het midden van de straat lijken te groeten; de één in het dreigende tegenlicht van een zomers onweer. Kijken naar een suite van bloemstillevens die een heel museum kunnen vullen, en naar de korenvelden die Van Goghs landschapsschilderkunst verbinden met de traditie van de zeventiende-eeuwer Jacob van Ruisdael.

Door Van Goghs zelfgekozen levenseinde in juli 1890 zijn de tekeningen en schilderijen die hij maakte in Auvers-sur-Oise zijn laatste werken geworden. Bij grote artiesten spreekt het einde van een oeuvre altijd tot de verbeelding: de laatste dans van de kunstenaar met het doek of het papier. Dat is dan ook de lezing die de productie uit Van Goghs twee finale levensmaanden in de kunstgeschiedenis heeft gekregen. Hoewel deze periode eigenlijk vroeg kwam in Van Goghs leven – hij was nog jong – staat Auvers-sur-Oise voor hem wel al geboekstaafd als late style, als het punt waarop alle ervaring samenkwam in een laatste creatieve uitbarsting die uitmuntte in de apotheose van zijn kunnen, en die een bijzondere geladenheid kreeg in het licht van het revolverschot dat erop volgde. Was het feestelijke versierde maar lege plein op de quatorze juillet geen teken van zijn eigen innerlijke smarten? Waren de diepblauwe, bijna zwarte luchten die achter de bloeiende kastanjeboom dreigden een symbool van het onheil dat zijn eigen leven, eigenlijk ook nog maar net in bloei, enkele weken later in de knop zou breken?

Bij Van Gogh slaan de intensiteit en diepgang van de laatste werken terug op zijn biografie, op de verwantschap tussen psychiatrie en kunst in zijn laatste levensperiode, en op de wijze waarop hij die tijd doorbracht in het Noord-Franse dorp Auvers-sur-Oise. Dat stukje platteland was met de trein bereikbaar vanuit Parijs, en mede daarom werd het zo’n geliefd kunstenaarsdorpje. Paul Cézanne, Auguste Renoir en Camille Pissarro verbleven er ook een tijd.

Meer dan De tekeningen van Lloyd presenteert Van Gogh in Auvers-sur-Oise resultaten van nieuw onderzoek. De catalogus registreert nauwgezet de plaatsen in en om Auvers-sur-Oise waar Van Gogh kwam en beschrijft gedetailleerd de ontmoetingen die hij er had. Kaarten tonen zijn productie op de plekken in en rondom het dorp waar hij werkte. Van Gogh schilderde de kerk en het gemeentehuis, de boerderijen en huizen in het gehuchtje Cordeville, de tuinen in het kasteel van Léry, het huis en de huisgenoten van dokter Paul Gachet en de velden, de wijngaarden en de landschappen aan de oever van de Oise.

Korenveld met kraaien, voltooid in een zomerstorm, dat tot de beroemdste werken van Van Gogh behoort, schilderde hij iets buiten het centrum in de velden rond het kerkhof. Aan Theo schreef hij na voltooiing op 10 juli 1890: “Het zijn immense uitgestrekte korenvelden onder woeste luchten en ik heb nadrukkelijk geprobeerd er triestheid, extreme eenzaamheid in uit te drukken.” Vlak bij het Café de la Mairie, waar hij een zolderkamer huurde, maakte Van Gogh op 27 juli zijn allerlaatste werk: Boomwortels. Een oude (maar pas in 2020 opgedoken) ansichtkaart toont de laatste plek die hij schilderde. Twee dagen later overleed hij in zijn kamer, zo’n honderd meter verderop.

“Mijn plan is niet mij te sparen”, had hij al in 1883 geschreven, “geen emoties of moeie[lijkheden] veel te ontzien. – ’t is me betrekkelijk onverschillig of ik langer dan korter leef.”

Een titel van een heel ander kaliber is De vergeten voettocht van Vincent van Gogh van Lander Deweer: geen kunsthistorische studie of catalogus, maar journalistiek reportagewerk. Het boek speelt zich af in 1879, kort voor Van Gogh zich tot de kunst bekeerde, en verhaalt de voettocht die Van Gogh ondernam nadat hij ontslagen was als predikant. Van de Borinage stapte hij naar de gemeente Sint-Maria-Horebeke in de Vlaamse Ardennen, waar hij de schilderende dominee Abraham van der Waeyen Pieterszen ontmoette. Heeft deze man een rol gespeeld in Van Goghs ontluikende kunstenaarschap? Rond die vraag cirkelt Deweers boek, dat van de schilder uitwaaiert naar de teloorgang van de Geuzenhoek (de protestantste kerkgemeente in Sint-Maria-Horebeke), dat toont dat je met Van Gogh ook kan wandelen of hardlopen en dat je hem bijna op mythische wijze deel kan laten uitmaken van de tradities van een kleine dorpsgemeenschap – de achterachterkleinzoon van Pieterszen die nog altijd in de gemeente woont, vertelt er de verhalen verder.

Deweers boek is in de eerste plaats literatuur, reportage, soms bijna folklore. In zijn zoektocht naar de oorsprong van Van Goghs kunstenaarschap laat Deweer zich leiden door de nazaten van Pieterszen en door beeldend kunstenaar Johan Tahon, die overtuigd, maar toch nog steeds met een vraagteken, zegt: “Zonder Pieterszen was Van Gogh misschien nooit kunstenaar geworden?”

Kunsthistorisch bevindt het boek zich echter in de marge. Van Gogh in België, dat is veeleer een (hoofd)stedelijk verhaal, met de academies van Brussel en Antwerpen die hij bezocht en het avant-gardegenootschap Les XX, dat Van Gogh nog tijdens zijn leven tentoonstelde en waardeerde. Leden van Les XX bezochten later Van Goghs schoonzus Jo Bonger in Bussum, en er kwam in 1893 een kleine uitgave van zijn brieven in het literaire tijdschrift Van Nu & Straks. Ze worden er begeleid door een tekening van cipressen die Lloyd ook opvoert en waarover Vincent aan Theo schreef, in juni 1889: “De cipressen houden me nog steeds bezig; ik zou er iets van willen maken zoals de doeken met de zonnebloemen, want het verbaast me dat ze nog niet zijn geschilderd zoals ik ze zie.”

Van Gogh verkocht door Les XX een werk aan Anna Boch, zelf kunstschilder en dochter uit de vermogende familie van het vermaarde porselein. De rode wijngaard (1888) dateerde nog uit de periode dat hij in Arles schilderde en had nog niets van het onheilspellende werk uit Auvers-sur-Oise. Gebogen onder de gloedvolle avondzon plukken de arbeiders er in felle kleuren de oogst.

Besproken boeken
Ruben-Mantels-2

Ruben Mantels

schrijver, historicus en deeltijds verbonden aan de UGent. Hij schreef Torens van boeken (2020), een geschiedenis van Universiteitsbibliotheek Gent, en werkt aan een biografie van Henry van de Velde (met steun van de Boekentoren en de Henry van de Velde Foundation)

(foto Geert Roels)

Geef een reactie

Lees ook

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [000000000000074a0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)