Humorloos door het leven gaan, toont een gebrek aan kennis van de ware aard van dat leven, schrijft hoofdredacteur Hendrik Tratsaert in zijn woord vooraf bij de lage landen 2/2022. Tegelijk is er niets flauwer dan de cultus van de humor die alles doodrelativeert.
Tijdens het opgroeien heeft een welbepaalde psychologische afwijking van mij bezit genomen: ik wantrouw mensen zonder humor. Humorloos door het leven gaan vind ik een gebrek aan kennis van de ware aard van dat leven. Het is de ontkenning van je eindigheid. De lach bevrijdt, slecht grenzen tussen mensen, ideeën, naties. Wie nooit kan relativeren, vormt een gevaar. Het leidt naar fanatisme, de moeder van alle oorlogen. Niemand heeft het grote gelijk noch het eeuwige leven, tot spijt van wie het benijdt. Het komt mij voor dat wie geen spot kan bedrijven, laat staan zelfspot, verblind is en zijn eigen gelijk koste wat kost aan een ander zal opdringen.
Zo stellig als mijn persoonlijke inzicht klinkt, zo zeker botst ook dat weer op zijn grenzen. Er zijn nu eenmaal dingen waar je niet mee lacht, en niets is flauwer dan de cultus van de humor die alles doodrelativeert. Waar blijft dan nog de ernst van het heilige vuur?
Die tweespalt zit verweven in het openingsartikel van dit nummer, ‘Humor anno 2022: strijdperk en mijnenveld.’ Daarin onderzoekt Lode Delputte het aspect ernst-humor in het huidige klimaat van polarisering, waar uitersten zich ingraven achter eigen stellingen. Eén groep wordt woke genoemd. Voor sommigen is het een modeterm overgewaaid uit de Verenigde Staten, voor anderen een misplaatste woordkeuze en een containerbegrip. Voor de aanhangers is het een urgent teken van de tijd en een kwestie van directe actie. De perceptie gaat alle kanten uit, waardoor het debat – in het beste geval dialoog – zoek lijkt. Humor kan soelaas brengen.
Wie nooit kan relativeren, vormt een gevaar. Het leidt naar fanatisme, de moeder van alle oorlogen
De auteur doet een ronde langs activisten, zowel uit de lhbt+-sfeer als het klimaat, die hij bevraagt over humor als wapen en hoe dat gehanteerd wordt, of juist niet. Onlangs hoorde ik een academica waarschuwen dat het te vroeg is om kritisch te zijn over woke. Die stelling kwam met een ondertoon van: “als je aan dat onderwerp begint, verbrand je gegarandeerd je vingers en sluiten ze je op in een kamp.” Het stuk van Lode Delputte slaagt er dan toch wonderwel in om de broodnodige nuance te brengen door afgewogen stemmen aan bod te laten komen.
Vreemd toch dat er bij het schrijven van dit voorwoord zoveel militaire termen vallen. Zie ook de titel van ons uitgelichte dossier, ‘De slag om de lach’. Een greep uit het verdere aanbod: Katinka Polderman en Bert Kruismans wisselen rake observaties uit op Lage Landen-niveau: de stand-upcomedian die het podium over de grens opzoekt, ervaart merkwaardige andere gevoeligheden. Een volgend artikel beschrijft de geschiedenis van het genre van de satire – lachen met de macht, met de actualiteit – dat in onze contreien teruggaat tot de achttiende eeuw. Vandaag heet het De Speld of De ideale wereld. Rob van Essen schreef het essay ‘Je zat maar een beetje dom te lachen’, over humor in de literatuur, terwijl het fenomeen woordspeling een grondige schrobbeurt krijgt van taalspecialist Marc van Oostendorp.
Wij zullen meer dan ooit de neus aan het laaglandse venster steken
Uit de rijke inhoud van dit nieuwe nummer met zijn vaste rubrieken haal ik er graag één naar voren: ‘Geopolitiek in pocketformaat. Hoe Vlaanderen en Nederland elkaar weer vinden.’ Adjunct Tomas Vanheste liet twee voorvechters van de Vlaams-Nederlandse samenwerking aan het woord. Zij lijken de nadruk te leggen op een pak gemiste kansen in de samenwerking op het vlak van taal, cultuur en gezamenlijke uitstraling in de media. De twee diplomaten die verderop aan bod komen noemen en roemen dan weer de geïntensifieerde (vooral economische) samenwerking, een verhaal met een lange geschiedenis, dat tien jaar geleden een tweede adem kreeg. Het heeft er volgens hen veel van weg dat Nederland en Vlaanderen geboren zijn om samen te werken “vanuit een welbegrepen, gedeeld eigenbelang”. Het daagt ons medium alvast uit om verdere evoluties onder de loep te nemen: wat is de staat van de culturele, maatschappelijke, economische samenwerking? Waar gaat het naartoe, wat kan er beter? Wordt ten stelligste vervolgd.
Onze subsidiënten uit Nederland en Vlaanderen hebben alvast een helder signaal van geloof in onze missie gegeven. Dit huis van vertrouwen bestaat meer dan zestig jaar en sloot recent een nieuwe structurele beheersovereenkomst af met de Vlaamse overheid. Daaruit spreekt een duidelijk vertrouwen in onze toekomstplannen. Wij zullen dus meer dan ooit de neus aan het laaglandse venster steken. Bij goed weer kun je heel ver kijken, als je wil.