De grens tussen Vlaanderen en Nederland bestaat niet voor de toerist
De toeristische samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland komt regionaal sinds kort op snelheid, mede dankzij financiering van de Europese Unie. Toch liggen er nog tal van onbenutte kansen.
In 2017 kwamen in Vlaanderen 7 miljoen toeristen aan voor een meerdaags verblijf. In 2030 zullen dat er volgens overheidsinstantie Toerisme Vlaanderen 10 miljoen zijn. Het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) zag het aantal meerdaagse verblijven stijgen van 10,7 miljoen in 2014 naar 13,3 miljoen in 2022 en verwacht dat die groei zich stevig zal voortzetten.
Volgens de CEO van Toerisme Vlaanderen Peter De Wilde zijn Vlaanderen en Nederland elkaars beste klanten. Het NBTC stelt dat wat betreft verblijfstoerisme in Nederland de Duitsers in 2022 bovenaan staan met 6,2 miljoen bezoekers. De Belgen komen als tweede met 2,2 miljoen. Daarvan is het merendeel Vlaming. Andersom zijn Nederlanders het meest vertegenwoordigd in de cijfers van Toerisme Vlaanderen van 2023: 1,6 miljoen meerdaagse bezoekers.
Rond de promotie van Vlaanderen en Nederland in verre oorden kennen de regio’s een lange traditie. Al meer dan vijftien jaar werken ze bijvoorbeeld samen in Japan om de Japanners te stimuleren bij een bezoek aan onze regio beide landen aan te doen.
Maar Vlaanderen en Nederland zijn niet hetzelfde, en dat kan soms lastig zijn. Daar waar Nederlanders een idee snel tot uitvoering willen brengen en er dan later achter komen dat de fundering niet helemaal in orde is, kunnen Vlamingen soms lang wikken en wegen alvorens een besluit te nemen. Zo ontwikkelde Nederland een idee rond kastelentoerisme zonder dat er al duidelijk was of er voldoende kastelen klaar waren om toeristen te ontvangen. In Vlaanderen kan het dan weer jaren duren alvorens een dergelijk idee geconcretiseerd wordt, omdat ze eerst grondig onderzoek willen doen naar het toeristisch potentieel.
Karen De Pooter (perswoordvoerder Grote Route Paden): ‘Veel mensen vinden het heel tof als een wandelroute niet bij grens ophoudt’
Sinds de Strategienota Vlaanderen-Nederland van juli 2017 zetten de Vlaamse en Nederlandse overheden meer in op het overstijgen van de landsgrens rond concrete toeristische projecten. Vlaanderen en Nederland namen de samenwerkingen onder de loep en besloten dat er meer mogelijk was.
Massatoerisme in de kiem smoren
Volgens hoogleraar duurzaamheid Jan Rotmans uit Rotterdam is “toerisme wereldwijd een van de snelst groeiende sectoren”. Die groei van de toeristische sector heeft een schaduwzijde. Rotmans stelt in Reizen naar Morgen, een visiedocument van Toerisme Vlaanderen gericht op duurzaam toerisme, dat “we er stilaan achter komen dat toerisme een van de meest schadelijke sectoren is op het vlak van ecologie en milieu”. Dat zit in de CO2-uitstoot die gepaard gaat met het reizen, maar ook de bergen vuil die toeristen op drukbezochte plekken achterlaten en de verstoring van de rust in kwetsbare gebieden.
Die negatieve impact willen Vlaanderen en Nederland in de kiem smoren. Beide regio’s zetten in op duurzaam toerisme. Waarom niet op zo min mogelijk toerisme? Toerisme is goed voor 4,5 procent van de Vlaamse economie volgens cijfers van Toerisme Vlaanderen. Het Nederlandse Centraal Bureau voor de Statistiek berekende een bijdrage van 3,7 procent van toerisme aan de economie in 2022. In 2019 was dat aandeel 4,4 procent. Die economische waarde willen Vlaanderen en Nederland behouden, zonder de schade aan het milieu en het leefklimaat. Dat willen ze bereiken door onder meer toeristen te spreiden en de voetafdruk van hun verplaatsing en verblijf te verkleinen.
Reizen naar Morgen
omschrijft duurzaam toerisme als “respect hebben voor de lokale gemeenschap en de ziel van een plek”. Er moet een evenwicht zijn tussen bezoekers, ondernemers en bewoners en meerwaarde ontstaan voor alle betrokkenen. Wijnstraat, de onlangs gestarte samenwerking tussen vier wijngebieden in Vlaanderen en Nederland, verduidelijkt wat de samenwerking rond duurzaam toerisme concreet betekent.
Wijnregio Lage Landen
Vlaanderen en Nederlanden delen voor een groot deel dezelfde geschiedenis. Bijvoorbeeld een geschiedenis in wijnproductie. Er is geen ontegensprekelijk bewijs, maar waarschijnlijk introduceerden de Romeinen wijnproductie in deze contreien. Vanaf de negende eeuw gebeurde het enigszins grootschalig. Tot een kleine ijstijd in de vijftiende eeuw roet in het eten gooide. Pas in de jaren 1960 kwam de wijnproductie weer op gang. De afgelopen decennia is de kwaliteit van onze witte en mousserende wijn sterk verbeterd, mede door klimaatverandering en professionalisering.
Nicole Groot Zevert (coördinator Toerisme Vlaanderen): ‘Vlaanderen en Nederland werken niet veel samen op concrete toeristische ontwikkelingsprojecten, dus het is mooi dat we deze kans hebben gepakt’
Die gedeelde geschiedenis en verbeterde kwaliteit van wijnen worden sinds kort toeristisch uitgebaat. Met subsidie uit het EU-potje van Interreg Vlaanderen-Nederland zal Hogeschool PXL in Hasselt samen met negen partners een Vlaams-Nederlandse wijnroute op de kaart zetten. De Wijnstraat meandert door het Vlaamse Hageland en Haspengouw, het Nederlandse Mergelland en de grensoverschrijdende Maasvallei. “Vlaanderen en Nederland werken niet veel samen op concrete toeristische ontwikkelingsprojecten, dus het is mooi dat we deze kans hebben gepakt”, merkt Nicole Groot Zevert, coördinator van het project vanuit Toerisme Vlaanderen, op.
Op de route komen bezoekers wijnhubs tegen, startpunten om het wijnverhaal van de regio te verkennen. Het gaat vaak om een onthaalfunctie met ruimte voor proeverijen en museale inrichtingen over het wijnverhaal. Er zijn ook wijnstops zoals wijndomeinen of wijnbars, waar toeristen wijn kunnen leren kennen, degusteren of kopen. Die liggen nog niet vast.
De Wijnstraat is op meerdere niveaus duurzaam. “Door een samenwerkingsstructuur op te zetten tussen publieke partners en private actoren proberen we het heel inclusief te maken”, verkondigt Groot Zevert. Als je de betrokken partners met elkaar verbindt, zal het project blijven voortleven als de Interreg-financiering stopt is het idee.
Zachte verkenningen
De wijnhubs zijn de ruggengraat van de Wijnstraat. Daar kunnen toeristen het wijnverhaal beleven door wijnen te proeven of workshops te volgen. Van daaruit kunnen ze de regio ontdekken via wandel- en fietsroutes. Groot Zevert: “We willen stimuleren dat mensen de landschappen en wijngaarden op een zachte manier verkennen.” Activiteiten worden verspreid over het jaar, zodat er niet in een keer een massa mensen op afkomt.
De toeristische kracht van het grensoverschrijdende karakter van de Wijnstraat is dat het aanbod gevarieerder is. Toeristen voor één specifiek ding aantrekken is lastig in landelijke regio’s volgens Groot Zevert. “Omdat je nu een breder en overkoepelend verhaal hebt, kan je mensen overtuigen om meerdere wijngebieden te verkennen en langer te verblijven.” De twee Limburgen hebben culturele overeenkomsten en het Vlaams-Limburgse Haspengouw loopt over in het Mergelland in Nederlands-Limburg. De Maasvallei was al grensoverschrijdend. Het is dan logisch om een aanbod te bieden dat de grens oversteekt.
© MM Connect
Wanneer Vlaanderen en Nederland de handen ineenslaan verloopt dat niet altijd gestroomlijnd. Zeker als er veel samenwerkingspartners betrokken zijn zoals bij een project als de Wijnstraat. Groot Zevert erkent dat elke organisatie anders is, zeker over de grens. “Maar omdat het in een kader van een Interreg-project zit werkt het wel”, bepleit ze. “Het biedt je leidraden voor de samenwerking. Dat gaat makkelijker dan zonder overkoepelend kader. Want hoe begin je dan?”
Mede door de Interreg-projecten is de toekomst van de toeristische samenwerking hoopvol. De Wijnstraat is niet het enige project dat recent het levenslicht zag dankzij Europese subsidies. Sommigen staan nog in de kinderschoenen of zitten in de onderzoekende fase, maar de bal is aan het rollen. Sinds september 2023 werken Vlaams- en Noord-Brabant en Antwerpen bijvoorbeeld samen aan een Brabantse kastelenroute. Ook in Brabant: een project dat zich richt op de voormalige treinverbinding Bels Lijntje tussen Turnhout en Tilburg. Tegenwoordig ligt daar een fietspad, en er komen nog informatieborden en een bezoekerscentrum in de grensgemeenten Baarle-Hertog/ Baarle-Nassau.
Onontgonnen terrein
Toch zijn er nog onbenutte kansen. Zo kunnen wandelaars die geïnteresseerd zijn in de Vlaams-Limburgse mijnregio’s een 179 kilometer lange route volgen door de Vlaamse mijnregio’s in Limburg. Pal naast die Vlaamse mijnregio’s ligt de Nederlandse mijnstreek. De route steekt de grens niet over. “Het is nu eenmaal eenvoudiger om binnen de landsgrenzen te blijven, want daar kennen we de regels al”, verklaart Karen De Pooter, perswoordvoerder van Grote Routepaden. Dat de route de grens respecteert is een gemiste kans, erkent De Poorter: “Veel mensen vinden het heel tof als een wandelroute niet bij grens ophoudt.”
Het onontgonnen toeristisch potentieel wat betreft de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland gaat meestal over de gedeelde geschiedenis. Peter De Wilde van Toerisme Vlaanderen ziet nog potentieel in de ontwikkeling van de Staats-Spaanse Linies, het frontgebied van de Tachtigjarige Oorlog waar de Noord-Nederlanders in de zestiende en zeventiende eeuw in opstand kwamen tegen de Spaanse koning. Er zijn nog (restanten van) militaire versterkingen te zien in het Vlaams-Nederlandse landschap.
Of neem de gedeelde geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Een van de grootste operaties van de geallieerden vond plaats op het Vlaams-Nederlandse grensgebied. In september 1944 probeerden de geallieerden via het Noorden van België, Noord-Brabant en Gelderland de Duitse verdedigingslinie langs de Rijn te omzeilen. “We zouden daarop intensiever kunnen samenwerken. Maar Vlaanderen heeft dat afgehouden omdat we meer verhalen hebben op ons grondgebied rond de Eerste Wereldoorlog”, stelt De Wilde.
Volgens hem gebruiken de regio’s het merk The Low Countries te weinig, terwijl dat internationaal toch bij velen een belletje doet rinkelen. Dat komt mede doordat de toeristische sector in noord en zuid heel anders in elkaar steekt, wat de samenwerking lastig maakt. “Toerisme Vlaanderen heeft veel zeggenschap en middelen om aan bestemmingsontwikkeling te doen”, legt De Wilde uit. “Het NBTC had dat tot voor kort niet.”
© Rudy Steyls
In Nederland ligt veel verantwoordelijkheid bij de provincies en zijn er veel kleinere spelers. Dat heeft als voordeel dat er korte lijntjes zijn met de omgeving en er snel vrijwilligers gevonden worden, maar het nadeel is dat er geen overkoepelende beheerder is die de logische samenwerkingspartner is voor Vlaanderen. Daar is het dan weer meer top-down georganiseerd, met regionale spelers die opereren binnen het kader dat Toerisme Vlaanderen schept. “Ik denk dat het NBTC het soms betreurt dat ze niet de beslissingsmacht hebben die wij hebben”, overdenkt De Wilde. Aan de andere kant denkt hij dat de Vlamingen wat meer de yes we can-mentaliteit van de noorderburen mogen overnemen. Zo biedt samenwerking niet alleen de kans de krachten te bundelen en samen de omslag naar een duurzaam toerisme te maken, maar ook om inspiratie bij elkaar op te doen.