Op de Olympische Spelen haalden de Belgen tot nu toe in totaal 36 medailles. Negen daarvan komen op het conto van één man: boogschutter Hubert Van Innis (1866-1961). Geen enkele Belgische sporter deed hem dat ooit na. Over de flamboyante Van Innis doen daarnaast nog zo veel sterke verhalen de ronde dat zijn olympische palmares er haast een voetnoot bij lijkt.
Het is vandaag moeilijk te vatten, maar toen in 1920 in Antwerpen de Olympische Spelen plaatsvonden, was het boogschieten er een van de populairste disciplines. Qua aantrekkingskracht kon het wedijveren met het wielrennen. Het feit dat de Belgen met Hubert Van Innis een absoluut toptalent in de rangen hadden, zal dat succes geen pijn hebben gedaan. Van Innis’ faam en flamboyante levensstijl leverden hem de bijnaam de “Brabantse Willem Tell” op.
© rr
Verre nazaat Alain Van Innis weet al waarvoor we hem bellen. Hij is een van de laatsten die de naam Van Innis voortzet, dus bij elke editie van de Olympische Spelen hangt de pers aan de telefoon. “Zelf heb ik hem nooit gekend, maar hij moet een fenomeen geweest zijn. De verhalen gingen hem vooraf”, zegt Alain Van Innis.
In de eerste plaats gaat het dan over Hubert Van Inis’ sportieve palmares. In het Antwerpse Nachtegalenpark, tot vandaag een pleisterplaats voor boogschutters, vestigde Van Innis definitief zijn legende. Hij behaalde in 1920 vier keer goud en twee keer zilver. In totaal brachten de Belgische boogschutters veertien medailles mee uit het Nachtegalenpark. Dat er bij sommige disciplines minder deelnemers dan podiumplaatsen waren, wordt er meestal niet bij verteld, net zomin als het hardnekkige gerucht dat de Belgen verschillende andere deelnemers zouden hebben verteld dat de wedstrijden waren afgelast. Toch prijkt Van Innis in de top twintig van meest gelauwerde olympische atleten aller tijden, een ranking die wordt aangevoerd door de Amerikaanse zwemmer Michael Phelps.
De toen al 54-jarige Van Innis was op de Spelen van 1920 niet aan zijn proefstuk toe. Op de Spelen van Parijs in 1900 had hij al tweemaal goud en eenmaal zilver gewonnen. Dat dubbele goud behaalde hij in éénzelfde discipline, een exploot dat mogelijk werd gemaakt door de traditie om de punten op twee verschillende manieren te berekenen.
De Eddy Merckx van de boogschutterij
© Fonds André Verelst
Zijn eerste grote boogschietwedstrijd won Van Innis op zijn veertiende en in de daaropvolgende halve eeuw zou hij er niet meer mee ophouden. Als een Eddy Merckx van het boogschieten bleef hij achter de prijzen aangaan. Het zou hem volgens de legende liefst 350 zilveren bestekken opleveren, destijds een gangbare trofee. Niet moeilijk als je bedenkt dat Van Innis in zijn hoogtijdagen te paard van de ene “schieting” naar de andere draafde. En anders dan Merckx bleef Van Innis tot op hoge leeftijd actief. Toen hij op latere leeftijd last kreeg van spierpijn in zijn linkerarm, leerde hij zichzelf om de boog met de rechterarm te richten. Ook op die manier bleef hij prijzen winnen. Op zijn 67ste werd hij voor de laatste keer wereldkampioen.
Ook naast de schietbaan maakte Hubert Van Innis furore, maar dan met zijn flamboyante levensstijl. “Hij heeft veel geld verdiend met zijn naam en reputatie”, weet Alain Van Innis. Overgrootvader Hubert was “biersteker” en eigenaar van verschillende horecazaken. Toen hij in 1902 een restaurant opende in Schaarbeek (bij Brussel), werd de vloer er niet geschrobd met zeep maar met champagne.
In het restaurant van Hubert Van Innis werd de vloer naar verluidt geschrobd met champagne
Van Innis opende ook de eerste overdekte schietstand van het land. Koning Leopold II, een verwoed boogschutter, kwam de olympiër er regelmatig opzoeken. Aan zijn olympische medailles was Van Innis niet bijzonder gehecht. “Het merendeel ervan heeft hij gewoon weggegeven”, zegt Alain Van Innis.
In 1955, bij de geboorte van Alain, schrijft Hubert aan Alains moeder een ontroerende brief waarin hij zijn blijdschap uitdrukt dat de naam Van Innis wordt voortgezet. Boogschieten doet Alain evenwel niet. Hij erfde van zijn vader de liefde voor muziek en baat een pianowinkel uit in Mechelen.
Enkele andere nakomelingen hebben wel Van Innis’ liefde en talent voor het boogschieten geërfd. Achterkleinzoon Philippe Prieels nam deel aan verschillende wereldkampioenschapen en achter-achterkleindochter Sarah Prieels werd begin juni 2021 vierde op het Europees kampioenschap boogschieten in Antalya in de compound-discipline. In de gemengde ploegendiscipline behaalde ze samen met Reginald Kools de gouden medaille.
© Michiel Leen
Een compoundboog is een boog die gebruik maakt van katrollen om de pezen op te spannen. De compound is geen olympische discipline, maar dat belet niet dat Prieels over heel de wereld actief is. Het is voor haar niet uitzonderlijk om in één seizoen meermaals te pendelen tussen de Verenigde Staten en verschillende Europese bestemmingen. “De liefde voor het boogschieten zit overduidelijk in de familie”, zegt ze vanuit Londen. “Mijn ouders hebben elkaar zelfs ontmoet op de boogschietclub. En ja, ik ken de verhalen over mijn over-overgrootvader. Ook het verhaal over de champagne, inderdaad. Hij moet een extravagante figuur geweest zijn.”
In het olympisch museum Sportimoniu’ in Hofstade (Vlaams-Brabant) wordt een boog van Van Innis als een relikwie bewaard. Van Innis werd nog bij leven met een borstbeeld vereerd in zijn thuisgemeente Elewijt (ook in Vlaams-Brabant), waar er ook een Hubert Van Innisstraat is en het Sportpark Hubert Van Innis. Daar vindt onder meer de plaatselijke boogschuttersclub zijn onderkomen. Of de cafetaria, in de geest van haar flamboyante schutspatroon, ook champagne serveert? Dat heb ik niet gecheckt.