‘De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf’ van Maria Kager: excentriciteit en fijne humor
In haar debuut De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf etaleert Maria Kager haar talent om verschillende stijlen succesvol te combineren, met fijne humor als de link tussen alle hoofdstukken.
Aan het eind van de vorige eeuw scoorde hiphopzangeres Lauryn Hill een hit met het album The Miseducation of Lauryn Hill. Doffe ellende en een moeilijke jeugd doen het goed in popmuziek en literatuur, ze zijn een bron voor gevoelige, doorleefde muziek en ontroerende verhalen. Doffe ellende is ook te vinden in De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf, we leren er zelfs de Russische woorden voor, of dat is toch wat Frida vertelt aan haar vriendinnetje Rimade dat op bezoek is. Die woorden heeft ze dan weer geleerd van haar vader Timofey Wolf, die claimt Russische voorouders te hebben.
© Roeltje van de Sande Bakhuijzen
Hoewel de debuutroman van Kager uiteraard draait om de jeugd van Frida en wat er van haar is geworden, is de ster van dit boek ongetwijfeld deze Timofey. Net zoals sommige boeken blijven hangen vanwege het uitzonderlijke decor, of een unieke verteltrant, zal er telkens de naam Frida Wolf of Maria Kager valt een tevreden lach op mijn gezicht verschijnen, denkend aan Timofey Wolf.
Vader Wolf is op z’n zachtst gezegd een excentriek figuur. Hij is directeur van de koepelgevangenis in Haarlem, de plek waar hij met zijn veel jongere vrouw en zijn dochter ook naast woont. Dat dit een risico is waarop hij door superieuren wordt gewezen, zal Wolf worst wezen, hij woont gewoon graag dicht bij zijn werk.
Dat zou je nog kunnen duiden als ietwat ongezonde koppigheid, maar Wolf neemt het ook vaak op voor de bewoners van zijn gevangenis. Helemaal in de geest van Charles Dickens, een van zijn vele favorieten waarvan hij zou willen dat zijn amper tienjarige dochter ze ook al kent, veroordeelt hij niet de dieven en andere misdadigers, maar wel de gevestigde orde. “Per slot van rekening zijn de kleine boeven uit het groepje rondom Fagin een stuk minder schadelijk voor de samenleving dan de zakkenwassers die de rechtbanken en de ministeries en de weeshuizen bestieren”, geeft hij, zelf dus directeur, zijn dochter mee als belangrijke levensles.
Als nevenproject blijkt Wolf ook nog een kleptomaan, die in de plaatselijke Bijenkorf zijn dochter leert hoe ze zonder op te vallen lingerie voor haar moeder mee naar buiten kan smokkelen. En dan hebben we het nog niet gehad over andere opvoedingstechnieken of bijzonderheden.
Maria Kager schrijft het allemaal met veel gevoel voor humor op, zonder het er al te vingerdik op te leggen. Ze mikt zeker niet op de lach, haar humor is meer Brits, zeer tongue in cheek. Erg mooi is ook hoe ze verschillende stijlen hanteert in dit boek. Nu eens kruipt ze in de huid van de jonge Frida om herinneringen aan haar jeugd op te halen, een ander hoofdstuk leest als een dagboek, nog een ander als een soort wetenschappelijke studie over de architecten en bouwers van de koepelgevangenis, als voorbereiding van een spreekbeurt die ze wil houden in de klas. In dat hoofdstuk zitten ook korte, uiteraard verzonnen krantenberichten over ontsnapte gevangenen, en gebruikt ze voetnoten om een en ander te verduidelijken. Wie snel wil doorlezen kan in de verleiding komen die voetnoten over te slaan, maar ze zijn vaak erg grappig.
Maria Kager schrijft met veel gevoel voor humor, zonder het er al te vingerdik op te leggen
Maria Kager mikt zeker niet alleen op de lach. Frida Wolf is gehecht aan haar ouders, beide zijn ook erg liefdevol en warm op hun eigen manier, het is niet alsof Frida een slechte jeugd heeft gehad. Maar ze krijgt ook de nodige tegenslagen en ellende te verwerken. Daardoor is het ook een soort coming of age-roman, een verhaal over hoe Frida uiteindelijk ontsnapt aan die uitzonderlijke jeugd en haar deels excentrieke opvoeding, aan haar eerste jeugdliefde, aan de drama’s die in haar omgeving plaatsvinden. Dat doet ze door haar verhaal in te kleuren, er een soms nuchtere draai aan te geven, om te ontsnappen aan de soms absurde of pijnlijke situaties die ze meemaakte.
In het laatste, haast essayistische hoofdstuk van het boek verwijst ze daarbij naar het werk van neuroloog Oliver Sacks, over hoe we ons bepaalde zaken herinneren. Gebeurtenissen worden door de tand des tijds flink aangetast, waardoor we ze ons anders herinneren dan ze feitelijk waren. Maar dat maakt ons ook tot wie we zijn. We kunnen ons op den duur zelfs dingen herinneren die we nooit hebben meegemaakt, omdat er ons zo vaak over is verteld, of omdat we er vele boeken over hebben gelezen. Zo kan je voor jezelf een heel leven, een hele jeugd verzinnen die er misschien wel nooit is geweest.
Is dat erg? Het maakt je tot wie je bent, en in het geval van Frida Wolf is dat een universitair docent in de literatuurwetenschappen, die schrijft over andere boeken. Dat ze nu voor de verandering haar eigen memoires op papier heeft gezet, daar kunnen wij alleen maar erg blij mee zijn.
Maria Kager: De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, 328 blz.