De afdeling geweld van het maritieme bedrijf. ‘Piraten van de Noordzee’ van Alban van der Straten
Kapers spreken al eeuwen tot de verbeelding en ook auteur Alban van der Straten toont zich niet ongevoelig voor hun woeste charme. Toch blijken de Noordzee-piraten in zijn boek
eerder agressieve opportunisten en gehaaide ondernemers dan bonkige helden.
In de openingsscène van The Crimson Pirate (1952) zweeft Burt Lancaster als de piraat Vallo aan een masttouw richting ra. Eenmaal daar doorbreekt hij wijdbeens de vierde muur met een schelms terzijde: “Remember, in a pirate ship, in pirate waters, in a pirate world, ask no questions. Believe only what you see. No, believe half of what you see.” Stof tot nadenken voor de bioscoopganger: niets is wat het lijkt. De good guys zijn schavuiten en zij die aan de juiste kant van de wet staan… daar heeft Vallo zo zijn twijfels over: “All my life I’ve watched injustice and dishonesty fly the flag of decency.”.
Zeeschuimerij is inderdaad een schimmige zaak. Toen Netflix op 15 maart 2021 de documentaire serie The Lost Pirate Kingdom lanceerde, was er in persberichten sprake van “het gouden tijdperk van piraterij, waarin de grenzen van wat wettelijk was vervaagden”. En ook: “The Lost Pirate Kingdom duikt in de geschiedenis na de Spaanse Successieoorlog, die duizenden Caribische kapers werkloos maakte.”
De juridische grijze zone en het piratenbestaan als hard labeur op zee met alle economische kopzorgen van dien: dat zijn ook de voornaamste aandachtspunten van filosoof en politicoloog Alban van der Straten in zijn boek Piraten van de Noordzee. Een verborgen geschiedenis van Brest tot Bergen.
In tegenstelling tot The Lost Pirate Kingdom zijn er geen zonovergoten parelwitte stranden of uit het korset hijgende creoolse deernen te bespeuren bij Van der Straten. “Dit boek gaat over zeeroverij in de regen”, schrijft hij zelf in zijn inleiding. Hij richt zich op een regionale eenheid van middelgrote omvang. De Noordzee en aangrenzende zeeën zijn de regionale insteek, omdat zij “sinds mensenheugenis een samenhangende maritieme ruimte vormen, een van de meest bevaren en geïntegreerde maritieme zones ter wereld”. In het voorwoord vergelijkt historicus Louis Sicking deze aanpak met het veelgeprezen La Méditerranée et le monde méditerranéen à l’époque de Philippe II (1949) van de Franse historicus Fernand Braudel. Hij was de eerste die de Middellandse zee als een economische eenheid bestudeerde, en dat is precies wat Van der Straten doet met onze kille wateren. Goed academisch gezelschap is het halve werk.
Maar de directe inspiratie voor dit boek is allesbehalve academisch. Piraten spreken tot de verbeelding. Of zoals de Duitse dichter en dramaturg Christian Friedrich Hebbel het bijna twee eeuwen geleden al verwoordde: “De meeste mensen zouden verontwaardigd zijn als ze te horen kregen dat hun vader een oplichter was. Maar ze zouden eerder trots zijn als ze hoorden dat hun overgrootvader een piraat was.” Een heroïsch crimineel verleden waar een mens al eens prat op kan gaan.
En dan is er de magie van (voornamelijk) fictieve piraten met hun attributen en tics: Zwartbaard (baard), Long John Silver (houten been, papegaai als onafscheidelijke schoudergezel), Captain Hook (haak), Han Solo (de James Dean van de ruimte, die onbegrensde oceaan) en Jack Sparrow, Abraham Tuizentfloot en Piet Piraat (alle drie begiftigd met een hoogst eigengereid gevoel voor zwakzinnige humor).
Stof tot jongensdromen die ook de jonge Alban van der Straten niet onberoerd lieten. Zijn boek steekt van wal met de Super 8-piratenfilm die hij als jongen van elf maakte samen met zijn jongere broer: “Voor de lens doorkliefden twee plastic schepen een zee van cellofaan. Op de achtergrond beeldde roze geverfd papier de zonsondergang uit, wat het tafereel een dramatische lading gaf.” Vuurgevechten met plukjes watten op de kanonnen, Playmobil-mannetjes die op een onbewoond eiland stranden, en een verrassende perspectiefverschuiving met de gebroeders Van der Straten zelf in identieke piratenpakjes voor de camera zijn de ingrediënten van een grootse schoolvakantieproductie, de bekroning van “een lang decennium vol gezamenlijke tekeningen, spelletjes en knutselwerken”.
Jaren later, te volwassen voor Playmobil én te groot voor het piratenpakje, probeert Van der Straten opnieuw “de bezieling en vervoering van toen” te beleven, maar die magische wind blijft uit de zeilen. De opwinding en de sfeer van grote dagen gevuld met geweld en broederschap blijken niet terug te komen. Hij besluit zich door zijn onderwerp op sleeptouw te laten nemen en een boek te schrijven. Er wordt ontzettend veel gelezen en bij deskundigen aangeklopt. Hun wetenschappelijke voorzichtigheid kan de honger van de auteur niet stillen. Hij wil een stormachtig universum met persoonlijkheden reconstrueren en probeert tijdens zijn omzwervingen “de aderen te vullen met de Noordzee”.
‘Piraten van de Noordzee’ is kleurrijk en avontuurlijk zonder exotische clichés
Zulke begeestering had kunnen leiden tot een van bovendek tot ruim gevuld boek met sterke – maar uiteraard wel historisch verantwoorde – verhalen vol rum, sabelgekletter, scheurbuik en ruige herenliefde. Maar zoals de achterflap correct aanstipt, is Piraten van de Noordzee “kleurrijk en avontuurlijk” zonder exotische clichés. Ten bewijze: de enige baard die ik in dit boek tegenkwam, behoort toe aan vader Van der Straten, die “in coronatijd zijn gezichtsbeharing vrij spel gegeven” heeft.
De piraten en kapers die Van der Straten ten Noordzee-tonele voert – van de strooptochten van de Chauken langs de kustlijn van Gallica Belgica in de eerste eeuw tot de laatste expeditie van Tom Souville, dokterszoon, kaperskapitein en volksheld uit Calais, in 1813 – zijn in de eerste plaats ondernemers. Dat is natuurlijk allesbehalve een nieuw inzicht. “Het lijdt geen twijfel dat de geschiedenis van de piraterij een van de fundamentele hoofdstukken is in de geschiedenis van de vorming van de wereldmarkt”, zoals Amedeo Policante schrijft in zijn Hostis Humani Generis. Pirates and Empires from Antiquity until Today (2012). Policante haalt er zelfs Marx bij, die het belang van de zogenaamde nationale criminaliteit voor de wereldeconomie onderstreepte.
© Nationaal Onderwijs Museum, Rotterdam
Geweld als beroepskeuze dus, en dat was al het geval voordat vorsten en lokale overheden kaperbrieven begonnen uit te reiken. Dat blijkt onder meer uit de manier waarop Van der Straten over de Vikingen schrijft. Zeeroverij is voor hen een volwaardige cultuur. Taaie rakkers, dat wel, maar zoveel meer dan de schalkse grijns van Ragnar Lothbrok en de blote bast van Rollo in de tv-serie Vikings.
De Noormannen die we in Piraten van de Noordzee aantreffen, zijn ook gehaaide Boormannen. Ze hanteren een “bottom-up bedrijfsmodel – een mix van plundering, handeling en kolonisatie”. Van der Straten noemt hun vroege raids “seizoenswerk” en beschrijft hoe ze halverwege de negende eeuw naar een hogere versnelling schakelen en zich op “ambitieuzere, meer duurzame projecten” gaan storten.
© Wikimedia Commons
Piraten van de Noordzee puilt uit van dit soort “ruige, ondernemende mannen”. Er zijn de kapiteins die als ploegbazen-ter-zee met ijzeren hand de discipline op de werkvloer handhaven. Slim cijferende reders die als spinnen in het economische web de kaapvaart van de Oostendse doggers dirigeren en zo zorgen voor een aanvullend aankomen op de reguliere handel en visserij. Uiteraard ontbreekt ook Jan Baert/Jean Bart niet: de Schrik van de Noordzee, die aan het einde van de zeventiende eeuw voor een ongekende hoogconjunctuur in de Duinkerker kaapvaart verantwoordelijk is. Tegelijkertijd beklom hij ook de maatschappelijke ladder met de handigheid van een matroos in het want, overladen met functies en eerbewijzen zoals commandant van de haven van Duinkerke en Ridder in de Orde van de Heilige Geest.
De Zeeuwse kapersfamilie Sautijn had haar eigen vlag, een familiewapen dat op de spiegels van fregatten, op sloepen en zelfs op de mutsen van het personeel prijkte
Behalve ambitie is er ook sprake van professionalisering. Van der Straten schrijft over een andere Duinkerker kaper: “Op (Jan) Colaerts cv prijkt, naast al zijn maritieme wapenfeiten, ook een boek. In het jaar van zijn dood publiceerde hij namelijk zijn memoires, waarin hij met veel zeemanskennis en economisch vernuft ingaat op de ins en outs van de Duinkerker kaapvaart. Ook gaf hij een reeks adviezen.” Dergelijke tips van een oud-CEO waren ongetwijfeld van onschatbare waarde bij de opbouw van een kaperimperium. Hoe georganiseerd dat soms te werk ging, zien we bijvoorbeeld bij de Zeeuwse familie Sautijn. Zij hadden zelfs hun eigen vlag, een familiewapen dat bij wijze van corporate branding ook op de spiegels van hun fregatten, op hun sloepen en zelfs op de mutsen van het personeel prijkte.
En tot slot is er het opportunisme, een niet onbelangrijke eigenschap voor iedere zichzelf respecterende zakenman. Piraterij en kaapvaart zaten in een schemerzone van (il)legaliteit. Er werd vlot onder misleidend wisselende vlaggen gevaren, bij de concurrentie gesolliciteerd en van broodheer veranderd. Van der Straten noemt onder meer Eustaas de Monnik, een middeleeuwse vrijbuiter uit Boulogne, van wie “het nooit zeker was aan wiens kant hij stond, want hij diende achtereenvolgens de graaf van Boulogne, de Engelse en de Franse koning”. “Alse nu was hi met enen here / Alse nu setti hem ten kere” schreef Lodewijk van Velthem over zijn tijdgenoot Jan Crabbe, een andere notoire windvaan. Van der Straten verduidelijkt dat als volgt: “Hij was een schurk van het zuiverste water, een selfmade man die puur op basis van competentie – en omdat hij zijn huik naar de wind wist te hangen – een grote internationale carrière in Vlaanderen, Schotland en Engeland zou opbouwen.”
De zeebonken (en de vaak even belangrijke spreekwoordelijke stuurlui aan wal) in Piraten van de Noordzee zijn dus allesbehalve rebels without a cause. Zij beoefenen een grensoverschrijdend beroep, waarbij listig netwerken, een creatieve boekhouding en politiek doorzicht even belangrijk zijn als bruut geweld. Of zoals Van der Straten het zo mooi schrijft: “een riskante en speculatieve bedrijfstak” voor “ambitieuze ondernemers”, die mettertijd steeds georganiseerder wordt. Van ethisch ondernemen is er uiteraard geen sprake. Scrupules en principes zijn immers voor watjes en halfzachte landrotten. Met de woorden van Humble Bellows in The Crimson Pirate: “’Tis my modest opinion that no man can fly pirate colors who’s not willing to sell his friend, his sweetheart, or his mother.”