Een mening, dat is iets voor later, als je groot bent – zo leerde auteur Sarah Meuleman als student aan een Belgische universiteit. Daar had de Nederlandse universiteit waar ze haar studie vervolgde een heel andere mening over.
Nerveus probeer ik me ergens onder mijn universiteitsbank te verstoppen. De hoogleraar, een vooraanstaand literatuurwetenschapper, herhaalt haar onmogelijke vraag: “Wat vind jij?” Ik kuch. “Van Kant.” De tl-verlichting zengt genadeloos, een collegezaal vol Nederlanders en één Zuid-Afrikaan staart me aan. Iedereen bleek het afgelopen uur wel iets te vinden van de Duitse filosoof, maar ik vind het vooral gênant. Of zoals ze “bij ons” in België zeggen: schaamtelijk.
Mijn master in Nederland is een onvervalste cultuurschok. Het contrast met de Belgische universiteit kon niet groter zijn. Het adagium op de Gentse Blandijnberg luidde: inslikken en uitspuwen. Je kreeg er een syllabus van honderden pagina’s die je zo perfect mogelijk moest zien te reproduceren. Wie het minste van zichzelf in de antwoorden liet doorschemeren, kon rekenen op het hoogste cijfer.
© UGent / Wikimedia
Die benadering past prima bij de Belgische liefde voor terughoudendheid. Van huis uit heb ik meegekregen dat bescheidenheid belangrijk is. Daarbij hoort een diep respect voor intellectuele reuzen. Een professor, dat is iemand die op eenzame hoogte staat, die orakelt achter een katheder. Zo’n god stel je geen vraag, tenzij het een verdomd geniale is. Zwijgen siert. Een mening, dat is iets voor later, als je groot bent.
Fast forward naar Nederland, waar de hoogleraar me tijdens de eerste les vriendelijk verzoekt mijn zegje over Immanuel Kant te doen. Ik heb welgeteld – zoals de opdracht voorschreef – zeven pagina’s van de beste man gelezen. Hoe zou ik, een jonge vrouw van begin twintig, iets mógen vinden van een van de invloedrijkste filosofen van de moderne tijd? De vraag komt op me over als onredelijk, onbetamelijk en zelfs respectloos naar zo’n groots figuur.
Mijn Nederlandse studiegenoten hebben er geen enkele moeite mee. Het cliché dat “Hollanders” nogal luid zijn, met altijd die grote mond, blijkt niet geheel ongefundeerd. Sinds ik verhuisd ben naar Amsterdam, weet ik ook waarom. Naar meningen wordt hier anders gekeken.
Het cliché dat “Hollanders” nogal luid zijn, met altijd die grote mond, blijkt niet geheel ongefundeerd
Mijn, zoals ik het zag, respectvolle zwijgen werd op de Nederlandse universiteit beschouwd als zwakte. Mijn aarzeling als traagheid. Mijn terughoudendheid als gebrek aan lef. Sinds de eerste dag op de UvA werd me duidelijk dat ik mijn diepgewortelde Belgische bescheidenheid zou moeten bevragen: is een mening formuleren, hoe embryonaal die ook mag zijn, wel zo respectloos?
Nu is het later. Als ik groot ben. Nu stel ik vast dat het omgekeerde is gebleken: de syllabi in Amsterdam mogen dan kinderspel geweest zijn vergeleken met de Gentse, de discussies in de collegezaal waren uitdagend en volwassen. Als ik iets heb onthouden uit mijn Nederlandse studententijd, is het dit: jouw mening is waardevol.
Daar dacht ik over na toen de literaire wereld onlangs in vuur en vlam stond over gecanceld kinderboekenschrijver Pim Lammers. De meningen buitelden over elkaar heen op de sociale media. Iedereen kon onbelemmerd spuien, in brandende overtuiging, met vaak schroeiende woorden. Elke mening is waardevol. Toch?
Ooit was deskundigheid een troef, een verworvenheid waarop je een hele carrière kon teren. De instituten en instanties die autoriteit uitstraalden, worden elke dag een beetje stiller. Ze raken bedolven onder de niet-aflatende woordendrek van de 24/7-meningenmachine.
Met enige heimwee kijk ik terug op het beleid van de Belgische universiteit die meningen ontmoedigde. Eén syllabus. Eén waarheid. De mening, die komt later wel. Het was zo rustig. Ineens vraag ik me af of het wel verantwoord is om een twintigjarige studente het gevoel te geven dat ze na zeven pagina’s iets zinnigs kan zeggen over Kant. Is zoiets niet het equivalent van al die zogenaamde literatuurcritici die Lammers op Twitter de dood toewensen terwijl ze zijn gedichten en verhalen niet of nauwelijks hebben gelezen?
Context collapse is een rake term in het discours rond Lammers: bij de afwezigheid van context kunnen de beperkte feiten niet langer correct worden begrepen en geïnterpreteerd. Terug naar Kant: hoeveel van de filosoof moet je gelezen hebben om niet in die kwijnende contextval te trappen? Honderd? Vijfhonderd? Eh … zeven?
Het voelt ongemakkelijk vast te stellen dat een visie die mij dermate heeft geëmancipeerd tegelijk zulke funeste gevolgen kan hebben op maatschappelijke schaal. Maar het alternatief – inslikken en uitspuwen – is geen haar beter. Jongeren ontmoedigen een eigen mening te formuleren bereidt hen niet voor op de realiteit van sociale media. Daar worden ze voortdurend verleid om zich over vaak complexe zaken uit te spreken. En wel nu!
De ware deskundigheid bestaat erin verstandig te navigeren door het woud van meningen. Daar kun je niet vroeg genoeg kritisch in worden getraind
De 24/7-meningenmachine draait steeds harder. De ware deskundigheid bestaat er tegenwoordig in verstandig te navigeren door het woud van meningen. Dat is een enorme opgave. De jonge generatie kan er niet vroeg genoeg kritisch in worden getraind. Daar kan geen Gentse syllabus van duizend pagina’s tegenop.
Tegen de stille Vlaamse studente van toen zou ik vandaag willen zeggen: heb een mening. Lees meer dan zeven pagina’s – veel meer. Formuleer zorgvuldig. Blijf openstaan. En misschien de grootste les: zorg dat je jezelf nooit onder stoelen of banken steekt.