Het einde was nabij: Cor Hermans buigt zich over de negentiende-eeuwse obsessie met verval
Met Thomas Mann als gids verkent Cor Hermans het Europese negentiende-eeuwse ondergangsdenken dat zich afzette tegen de geestelijke kaalslag veroorzaakt door rationalisme en materialisme.
In mei 1955, drie maanden voor zijn dood, bezocht de tachtigjarige Thomas Mann in Lübeck de door de Tweede Wereldoorlog fel getekende Marienkirche. Mann, een gevierd intellectueel en Nobelprijswinnaar, was naar zijn geboortestad teruggekeerd om er een ereburgerschap in ontvangst te nemen. Er bestaat een foto van de schrijver die in gedachten verzonken naar de twee bronzen kerkklokken staat te kijken die door het instorten van de beide torenspitsen op de kerkvloer waren beland, waar ze trouwens vandaag nog steeds liggen, als stille getuigen. Hier is meer ingestort dan een kerk, zie je hem bijna denken, hier is iets ten einde gekomen wat een eeuw eerder al zachtjesaan van binnenuit was beginnen te vergaan: de Duitse cultuur.
Recht tegenover de Marienkirche staat het Heinrich en Thomas Mann-museum, gehuisvest in wat eens het huis was van de grootvader en vader van de twee broers, en het huis ook waar de familie woont die centraal staat in Thomas Manns debuutroman Buddenbrooks (1901), het boek dat zijn denken al volledig bevatte. Het is het autobiografisch geïnspireerde verhaal over de opkomst en neergang van een Lübeckse koopmansfamilie die met lede ogen aanschouwt hoe de tijd verandert en zij niet in staat is om mee te veranderen. Dat de vader van Thomas en Heinrich Mann in zijn testament liet vastleggen dat zijn handelsfirma in graan geliquideerd diende te worden en dat hij alle zes de pakhuizen verkocht omdat hij zijn zonen niet bekwaam achtte om de zaak verder te zetten, verklaart een en ander. Hun tijd was gekomen, interpreteerde Thomas het nadien, zij waren burgers geweest van de oude stempel, met een adellijke ingesteldheid, die plaats dienden te maken voor de nieuwe, die alleen winst en efficiëntie nastreefden. De Buddenbrooks waren lichamelijk verzwakt geraakt, lezen we in de roman, ze leden aan onbestemde angsten en een verlies van wilskracht. Ze vreesden het verdwijnen van hun sociaal aanzien en van ieder perspectief op de toekomst. Ze werden slachtoffers van “de uitgewiste horizon”, zoals historicus Cor Hermans (1953) het met een treffend beeld samenvat in zijn gelijknamige boek.
© Library of Congress / Wikimedia Commons
In dat boek maakt Hermans met Thomas Mann als gids een wandeling door het decadente en op verval gerichte Europese artistieke denken van 1835 tot 1914. Het was een tijd van het opkomen van wetenschap, technologie en industrie, maar wat voor de één een succes was, was voor de ander een echec. Het materialisme ging gepaard met een verlies van traditie en zingeving. Het persoonlijke initiatief werd geprezen en het collectieve verdween op de achtergrond, waar het samen met god en gebod toch wat lag te verpieteren.
Waar de middeleeuwse kunstenaar ooit een ambachtsman was geweest, schreef John Ruskin in The Stones of Venice (1851-’53), werd hij vanaf de renaissance een radertje in een steeds sneller draaiende machine, iets waar Richard Wagner hem trouwens in bijviel toen hij de wereld van de oude gilden als ideaal naar voren schoof, uit afkeer van de alleen op geld en winst beluste wereld waarin hij leefde. De kunst floreerde eerst onder de verfijning, ging Ruskin verder, maar die bereikte midden negentiende eeuw haar grenzen, waarna de degeneratie begon. Het gevolg was morbide décadence, wat in Baudelaires Les fleurs du mal leidde tot een ode aan het immer naar rottigheid en immoraliteit riekende middeleeuwse Parijs dat door stedenbouwkundige Georges-Eugène Hausmann met de grond gelijk werd gemaakt.
Ook Thomas Mann kan in die traditie worden gezien, als een chroniqueur van de ondergang die een niet-politiek verzet propageert, en dat zelfs nog in 1915, toen hij als reactie op het uitbreken van Eerste Wereldoorlog aan zijn Betrachtungen eines Unpolitischen begon. Die oorlog zag hij als een cultuurconflict, en dat op twee niveaus. Er was de oorlog tussen het westerse en het Slavische denken waartussen Duitsland als autonome culturele entiteit gewrongen zat, en er was die tussen de Duitse cultuur en de westerse civilisatie, waarbij die eerste voor iets veel diepers, ongetemders en authentiekers stond dan die oppervlakkige beschaving met haar verlichting, moraal en vijandigheid tegenover driften, hartstochten en heroïek.
Een civilisatie is dood, meende hij, terwijl een cultuur levend is, net zo levend als de oorlog. En in een denksprong die wat aan schrijver Ernst Jünger doet denken, oreerde hij dat de kunst dus alleen maar aan de kant van de oorlog kon staan. Schopenhauer, Wagner en Nietzsche waren altijd zijn grote helden en artistieke voorbeelden gebleven.
Lijden wij vandaag minder aan zelfhaat, levenswalging en vernietigingsdrang dan de mens van toen?
Geconfronteerd met het verval van de cultuur, zijn drie antwoorden mogelijk, toont Hermans. Je kunt je tegen dat verval verzetten en zoals filosoof Søren Kierkegaard de immer subversieve ironie huldigen tot er geen enkele waarheid meer overeind blijft, om vervolgens in te zien dat dit toch wel een bijzonder wankel bestaan oplevert en daarom een persoonlijke band met god als oplossing zien. Een tweede mogelijkheid is net zoals Wagner dat verval tot een feest maken en het tot zijn uiterste consequentie doorvoeren, zoals hij bijvoorbeeld in Tristan und Isolde deed, waar alleen de liefdesdood een waardig levenseinde kan zijn. Of je kunt dit alles afdoen als niet meer dan een schijnvertoning voor de kleine burger en gaan voor de radicale vernieuwing, zoals Nietzsche voorstond met zijn vervanging van de slavenmoraal door die van de Übermensch.
De uitgewiste horizon is een bijzonder rijk boek. Cor Hermans gaat dieper in op het tot mislukken gedoemde verzet van romanpersonage Emma Bovary tegen het kleinburgerlijke leven en de mening van Gustave Flaubert, haar schepper, dat de westerse cultuur drie stadia doorloopt: die van het heldendom, het christendom en het ploertendom. Hij zet schrijver Ivan Toergenjev neer als de man die constant schippert tussen de Europese liberalen en de Russische hervormingsgezinde landadel, maar die er uiteindelijk ook van overtuigd is, net zoals Darwin en Freud trouwens, dat iedere cultuur ooit verzwolgen zal worden door de veel sterkere natuur.
Hermans toont ons ook hoe toneelauteur Henrik Ibsen steeds weer terugkeerde naar zijn thema van de onleefbaarheid van idealen, omdat die steevast in aanvaring komen met de realiteit die met leugens en bedrog aan elkaar hangt. En hij voert Dostojevski’s afschuw voor de westerse materialistische samenleving terug tot wat Plato nosos noemde, het lijden aan een zieke ziel veroorzaakt door spirituele desoriëntatie. Het is een toestand die volkomen passief maakt, want zonder richting waarin het streven kan gaan, is er ook geen streven.
De schrijvers en kunstenaars in dit boek zijn doordrongen van de innerlijke leegte van de mens die weet dat hij het einde van zijn cultuur beleeft
Helemaal in overeenstemming met de aard van zijn onderwerp is De uitgewiste horizon een boek dat enig misprijzen voor logica en rechtlijnigheid verraadt. Het is eerder te zien als een heksenkring van schrijvers en kunstenaars die een rondedans maken rond een middelpunt dat alleen maar uit leegte bestaat, de innerlijke leegte van de mens die weet dat hij het einde van zijn cultuur beleeft.
Het is hem er niet om te doen na te gaan of die cultuur tussen 1835 en 1914 ook echt op haar laatste benen liep, bezweert Hermans zijn lezers, het gaat hem alleen over het gevoel dat dit zo was. Maar dat hij op het einde van zijn boek schrijft dat het naoorlogse Europa door technologie en kapitaal uitgegroeid is tot een hoogwaardige “beschaving”, mag niet over het hoofd worden gezien. De oude vragen waarop decadentie en ondergangsdenken een antwoorden probeerden te vormen, zijn niet verdwenen, schrijft Hermans. Lijden wij vandaag minder aan zelfhaat, levenswalging en vernietigingsdrang dan de mens van toen? Zijn onze doemscenario’s minder dreigend?
Kierkegaard, Wagner en Nietzsche bieden ons vandaag net zoals een eeuw geleden een keuze: keren we terug naar een oude spiritualiteit, diepen we de huidige crises op artistiek vlak tot het uiterste uit of gaan we voor iets volstrekt nieuws? Aan ons de keuze – als die er al is natuurlijk.
Cor Hermans, De uitgewiste horizon. Europa’s obsessie met cultureel verval 1835-1914, Boom, 2023, 621 p.