Charles Degeyter speelt met de grens tussen artificieel en authentiek
Charles Degeyter is gefascineerd door wat er gebeurt als natuurlijke en artificiële objecten elkaar ontmoeten, in elkaar overvloeien of van plaats verwisselen. Zijn samengestelde en gebeeldhouwde kunstwerken roepen vragen op over oppervlakte en realiteit, over verzamelen en culturele toe-eigening, en over onze relatie met het leefmilieu. Zijn eerste solotentoonstelling is te zien in de Gentse Tatjana Pieters Gallery van 11 september tot 16 oktober 2022.
© Babette Van Rafelghem
Degeyter, in 1994 geboren in Brugge, studeerde industriële vormgeving aan de Universiteit Gent en ontwikkelde tegelijkertijd een succesvolle bijverdienste als affichetekenaar. Hij begon al in zijn tienerjaren met flyers te tekenen voor The Pit’s, één van de ruigere muziekclubs in Kortrijk. Later legde hij zich toe op gezeefdrukte affiches voor toerende rockgroepen en voor festivals. Na zijn afstuderen in 2016 zette hij dat grafische werk voort en bouwde een portfolio op dat nu affiches bevat voor grote rocknamen als Weezer, Queens Of The Stone Age, en Nine Inch Nails.
De affichekunst van Degeyter is geïnspireerd door natuurlijke vondsten zoals koralen, schelpen, insecten, schedels en opgezette dieren. Maar ook hun meer respectabele, in musea bewaarde tegenhangers die bewaard worden in musea vormen een inspiratiebron, net als objecten waarvan illustraties terug te vinden zijn in antiquarische boeken. Daarnaast put hij uit een breed scala van culturele referenties, zoals cartoons en films. En de invloed van de rockmuziek en de bijbehorende traditie van affichekunst is natuurlijk nooit ver te zoeken.
© Charles Degeyter
Vanaf 2018 liet Degeyter weten dat hij meer persoonlijk werk wilde maken. Een paar voorsmaakjes lieten uitschijnen dat dit een voortzetting zou worden van zijn teken- en drukwerk. Maar toen hij dit werk in 2019 naar buiten bracht, bleek het driedimensionaal te zijn: een uiteenlopende reeks objecten geïnspireerd op (en soms gemaakt van) kinderspeelgoed.
Een bijzonder motief in zijn werk is de heremietkreeft. Normaal gezien huizen deze kleine krabben in lege zeeschelpen, maar de jongste tijd worden ze aangetroffen in flessendoppen en ander afval dat in de zee terechtkomt, waaronder speelgoed. Degeyter nam dat idee over en bouwde een reeks werken waarin hij geconserveerde krabben combineert met de hoofden van plastic speelgoedpoppen. Sommige van die hoofden kwamen van echt speelgoed, andere maakte hij op maat.
© Charles Degeyter
Voor één opvallende reeks vond Degeyter inspiratie bij de outsider-kunstenaar Henry Darger, die tientallen jaren spendeerde aan het schrijven en illustreren van een fantasieverhaal over zeven meisjes die verwikkeld zijn in een epische strijd tegen kinderslavernij. Dargers afbeeldingen van deze Vivian-meisjes waren afkomstig uit kleurboeken voor kinderen, en Degeyter stelde zich voor hoe deze prototypen er als speelgoed zouden uitzien. En verder ook hoe dat speelgoed eruit zou zien nadat het is aangespoeld op een strand, bewoond door heremietkreeften.
De combinatie van krabben en poppenhoofden is gemakkelijk te interpreteren als een commentaar op de plasticvervuiling
De combinatie van krabben en poppenhoofden zorgt al voor een krachtig beeld, een griezelige vermenging van het natuurlijke en het onnatuurlijke die gemakkelijk te interpreteren is als een commentaar op de plasticvervuiling in de oceanen. Dit is de wereld die wij onze kinderen nalaten. Zodra je het verband ziet, begint de Vivian-reeks andere connotaties te krijgen, waarbij de oceaan een metafoor is voor Dargers verontruste onderbewustzijn, een broedplaats voor vreemde, hybride wezens.
Naast deze assemblages maakte Degeyter afbeeldingen van deze poppenkrabben met behulp van Perler-kralen. Deze kleine, felgekleurde plastic kraaltjes rangschikt hij op een grondplaat om een afbeelding te maken en samen te smelten met een strijkijzer. Het resultaat is een vreemde, materiële pixelvorming, maar Degeyter liet zich inspireren door mozaïeken uit de Griekse oudheid, met antieke randen en breuken die doen denken aan beschadigingen tijdens opgravingen. Hij gebruikte dezelfde Perler-techniek om bloederige mozaïeken te maken van conflicten tussen speelgoedkatten en echte katten.
© Charles Degeyter
Het oude Griekenland was ook de inspiratiebron voor ΑΘΕ, een vrolijk plastic uilenfiguurtje dat op een rots zit, onder een glazen stolp om opgezette dieren in tentoon te stellen. Achter dit plastic omhulsel zit een kleine opgezette uil verborgen. De plastic afbeelding is geïnspireerd op de uil van Athena, die samen met de afkorting ΑΘΕ op oude Griekse munten staat afgebeeld. Degeyter zegt dat hij zich met dit werk afvraagt hoezeer we sinds de oudheid zijn geëvolueerd (of gedegenereerd), maar ΑΘΕ
sorteert vooral effect door het contrast tussen oppervlakte en werkelijkheid, tussen de saaie, lege ogen van de plastic uil en de felle blik van de ‘echte’ uil.
Deze explosie van nieuw werk, verspreid over een solotentoonstelling en twee groepstentoonstellingen in 2019, bevatte ook een aantal stukken die zich meer expliciet met speelgoed bezighouden. In Vivian in the Sand gaat het om het soort speelgoedtuig waarbij je uitgesneden houten figuurtjes in de overeenkomende gaten moet plaatsen. In dit geval zijn de vormen echter verwijderd om een ondiepe zandbak te onthullen met daarin de ‘echte’ tegenhangers van de afbeeldingen die op de cut-outs zijn geschilderd: een geconserveerde krab onder de afbeelding van een tekenfilmachtige krab, en onder de afbeelding van een lachend meisje één van Degeyters Vivian-meisjeshoofden, waarvan de tong naar buiten hangt alsof ze gewurgd is. Het resultaat is anti-speelgoed, sinister in plaats van speels.
© Charles Degeyter
Dan is er Turtle Sandbox, een grote plastic schildpad waarvan het schild openklapt en een zandbak tevoorschijn tovert waarin kinderen kunnen spelen. Binnenin heeft Degeyter een nest van pingpongballetjes gemaakt, waaruit realistische modellen van babyschildpadden zijn uitgebroed. De giftige relatie tussen plastic en de onderwaterwereld wordt omgekeerd en op zichzelf teruggekaatst.
In 2020 presenteerde Degeyter een reeks sarcofagen voor huisdieren; plastic containers voor dode vinken, papegaaien, hamsters en cavia’s. Ze tonen een fel, geïdealiseerd beeld van het dier, terwijl binnenin het originele huisdier bewaard is gebleven. Hij beschrijft dit als een speelse benadering van vergankelijkheid: is het niet logisch dat het dode huisdier wordt getransformeerd in een stuk speelgoed dat een kind kan blijven koesteren?
© Charles Degeyter
Tegelijk roepen de sarcofagen voor huisdieren nog allerlei andere beelden op. Opnieuw is er in de spanning tussen het natuurlijke en het geconstrueerde, tussen het reële en het ideale. Er is een echo van de oude wereld, dit keer niet Griekenland maar Egypte, waar katten en andere heilige dieren ook werden gemummificeerd en in sarcofagen geplaatst. En er is een aangenaam vermoeden dat Degeyter het bombastische werk van Damien Hirst met geconserveerde dieren probeert te ondermijnen. In plaats van een vier meter lange tijgerhaai in een tank (The Physical Impossibility of Death in the Mind of Someone Living), is hier een hamster van 30 centimer in een kistje te zien, die de mogelijkheid van de dood voorstelt zoals een kind die voor het eerst ervaart.
Degeyter begon deze serie misschien met een knipoog, maar sindsdien is hij door vrienden (en onbekenden die zijn werk online hebben gezien) gevraagd om doodskistjes te leveren voor hun overleden huisdieren. Het concept blijkt een oprechte niche-afzetmarkt te hebben.
© Charles Degeyter / Foto: Artuur Vandekerckhove
In de zomer van 2020 had Degeyter een residentie in de Verbeke Foundation in Kemzeke, waar hij een nieuwe denkpiste insloeg. Hij maakte artefacten van het Moani-volk, afkomstig van het volledig fictieve Rupahu-eiland in de Stille Oceaan. Het gaat om levensgrote schedels en schelpen, bedekt met complexe ontwerpen die doen denken aan gezichtstatoeages en aan de scrimshaw-kunst die werd gemaakt door zeelieden op 18de en 19de-eeuwse walvisboten. Volgens Degeyter bezochten deze walvisvaarders het Rupahu-eiland en werden hun methodes overgenomen door de bewoners.
Er was onder andere een vergulde schedel die een doolhof verbergt (nog een verborgen stuk speelgoed) te zien, naast een zaagvisbek gemonteerd op een gegraveerd handvat, een versierde markeringsboei en een stammenmasker bewoond door een heremietkreeft.
De recentste tentoonstelling van Degeyter, in Galerie Tatjana Pieters in Gent, bouwt voort op dit werk met een reeks gedetailleerde, etnografische tekeningen van de artefacten van het Rupahu-eiland. Die versterken het gevoel dat het project een onderzoek is naar de westerse perceptie van anders-zijn en wat het betekent om andermans’ cultuur te verzamelen.
© Charles Degeyter / Foto: Artuur Vandekerckhove
In zekere zin voelen al deze artefacten authentiek aan. De dikke gegraveerde lijnen waarmee ze zijn versierd doen vertrouwd aan, de objecten ontlenen een zeker status aan de elegante museumstolpen waarin ze zijn tentoongesteld of de manier waarop ze zijn getekend met forensische nauwkeurigheid. Maar de ogen die uit de schedels turen, zijn tekenfilmogen. Zijn het daarom tot vervalsingen, of is dit gewoon de invloed van de poppenhoofden die op de kust van het eiland aanspoelen? Misschien gaat het hier niet om een etnografische collectie uit het verleden, maar om een postapocalyptische cultus die al in de maak is.
The Crawling Space, de eerste solotentoonstelling van Charles Degeyter, is van 11 september tot 16 oktober 2022 te zien in de Gentse Tatjana Pieters Gallery.