‘Camping’ van Maartje Wortel: kamperen in een crisisklimaat
De vele personages in Maartje Wortels nieuwe roman – of is het toch een verhalenbundel? – hebben allemaal andere redenen voor hun verblijf op de camping. Dankzij de toonvastheid en vlijmscherpe zinnen van de auteur komt alles samen in een krachtig netwerk van menselijke inzichten over hoe te leven.
Na haar debuutverhalenbundel Dit is jouw huis (2009), waarvoor ze de Anton Wachterprijs ontving, en haar debuutroman Half mens (2011) schreef Maartje Wortel (1982) meerdere romans, een verhalenbundel, een non-fictieboek en een theaterstuk. Ze is dus nooit uit het literaire veld verdwenen. Maar met Camping keert ze wel voor het eerst sinds Dennie is een star uit 2019 terug naar de roman. Je zou kunnen zeggen dat Wortel in dit boek haar talent voor korte verhalen met haar talent voor romans combineert. Camping lijkt namelijk te beginnen als een roman vanuit het perspectief van Victorien, die na het stuklopen van haar huwelijk met Ode “wraak [wil] nemen door Odes droom af te pakken” en een camping koopt, hoewel zij zelf niks met kamperen heeft.
© Daniel Cohen
Na dit eerste hoofdstuk volgen vele korte hoofdstukken, telkens beginnend met een naam van de campinggast(en), de staplaats en de datum van in- en uitchecken. Zo focust elk hoofdstuk – of elk kortverhaal – op een andere (groep) gast(en) die op de camping verblijft na Victoriens overname. Het resultaat is een vluchtig inkijkje in de levens van een breed scala aan personages: de twee zussen van wie de camping eerst was; een man die zijn vrouw wil ontzien door even met hun huilbaby in een huisje te verblijven; een marinier die uit het leger ontslagen is; een gevlucht gezin dat wacht op een verblijfsvergunning; een vrouw die van haar psycholoog moet oefenen in alleen-zijn en de deuren van het slot laten…
Alle personages zijn niet alleen met elkaar verbonden door de locatie, maar vooral ook door Wortels toonvastheid: op een licht pessimistische, ironische toon met een humoristisch randje schetst zij in een vlot tempo al hun levens. Die lijken an sich weinig bijzonder en de vrees tijdens het lezen is dat de personages hun individualiteit verliezen in de massa. Toch zorgen de persoonlijke details en eigenaardigheden waarmee hun verhalen doorspekt zijn voor een zekere intimiteit met personages. Zoals met Dorus, een van de twee zussen, die “iemand [was] die op haar gewicht lette door aan minuscule stukjes chocola te likken, met een theelepel te eten”, of met de wat onbeholpen Bilal, die gelooft in een “nieuwe logica” ook al is hij hiervoor “zelf helaas niet helemaal klaar, want bij nieuwe logica hoort een nieuwe manier van handelen”. Hoewel je nooit lang bij iemand blijft hangen, komen bepaalde reflecties, ideeën en denkwijzen wel degelijk terug in andere vormen.
Het korte op- en weer afvoeren van personages op het grasveld van de camping heeft wat weg van een theater
Zo vragen meerdere personages zich af hoe goed – of vooral hoe écht – te leven. Derek gelooft dat “je werk je leven [moet] zijn”, terwijl Emilio denkt dat mensen moeite hebben om echt “te vallen voor het leven” en Martha ervan overtuigd is “dat de ware aard van het leven leven zelf is”. De beide zussen die de camping afstaan denken dat ze daarna écht kunnen gaan leven, maar “allebei de zussen hadden zich vergist in het leven, dat was niet iets wat je van de ene dag op de andere kon leren”. Dat zorgt voor een gevoel van eenheid – al zijn de inzichten niet eenduidig.
Het korte op- en weer afvoeren van personages op het grasveld van de camping heeft wat weg van een theater: “de gasten kwamen aan. Ze vertrokken. Alsof ze een decor in liepen en weer verdwenen. En zo was het ook. Mensen kwamen. Ze gingen.” Iedereen op de camping is er tijdelijk, anders dan in een dorp of een andere vorm van een vaste samenleving. De onpersoonlijke, anonieme staat waarin je op een camping verkeert, wordt benadrukt door de opsomming van alle campinggasten die de twee zussen Dorus en Dagmar zich herinneren. Zo wordt iedereen uiteindelijk tot een paar hoofdkenmerken gereduceerd. Iedereen komt en gaat, en wordt ook weer snel vergeten, hun aanwezigheid uitgewist als de tijdelijke “vergeelde plekken die tenten op het gras achterlieten”. Ondanks de individualiteit die Wortel hen in hun eigen hoofdstuk geeft, smelten de vele personages na een tijdje samen. Als lezer kom je uiteindelijk tot dezelfde conclusie als Victorien achter de balie: “Iedereen heeft een verhaal, niet iedereen komt daardoor tot leven.”
Ook bij een tweede lezing blijven de aanwijzingen schaars en komt het einde heel plots
Naarmate Camping vordert, dringt deze gedachte zich dan ook steeds sterker op: wáárom lezen we op zo’n vluchtige wijze over al deze levens, hoe raken ze elkaar? Het antwoord komt pas aan het einde, wanneer een ramp – meer valt niet weg te geven – zich zo onverwacht op de camping voltrekt dat je het boek meteen wil herlezen, op zoek naar aanwijzingen. Maar ook bij een tweede lezing blijven de aanwijzingen schaars en komt het einde heel plots. Dat scheept je op met een licht gefrustreerd gevoel. De opmerking van het in cocaïne handelende personage Martha “dat je pas achter veel dingen komt als het te laat is”, gaat hier niet helemaal op. Want je komt misschien wel achter wat er in Camping gebeurt, maar niet achter het waarom.
Ondanks de eerder benoemde frustratie die dit kan veroorzaken, is deze onbeslistheid volledig in thema met de rest van Camping. Het boek balanceert in zijn geheel tussen twee mogelijkheden die door verschillende personages uitgesproken worden: aan de ene kant kan je ervan uitgaan “dat alles uiteindelijk met elkaar te maken heeft”, aan de andere kant “lijkt [alles] een chaos. Er valt geen patroon te herkennen”. Als lezer word je telkens op het verkeerde been gezet door de personages die veelal unlikeable zijn en die – soms ondanks hun goede bedoelingen – onhandige of ronduit vreemde, moreel ambigue acties ondergaan. Denk hierbij aan het schrijven van theaterrecensies van voorstellingen die de recensent niet heeft bijgewoond, of je aftrekken op de herinnering aan een verdronken jongen die je van de bodem gevist hebt.
De menselijke aard komt er niet echt gunstig uit in ‘Camping’
De menselijke aard komt er niet echt gunstig uit in Camping. Zoals eerder bleek blijft de vraag hoe goed te leven lastig. Er hangt een zeker pessimistisch wereldbeeld in alle verhalen en dat verklaart deels het vreemde gedrag van de personages. Een grote oorzaak van die sombere blik op de toekomst lijken verschillende crisissen, en dan vooral de ecologische crisis, waarover Wortel zich woedend toont. Het uitsterven van diersoorten, plagen, klimaat- en oorlogsvluchtelingen, virussen, water- en voedseltekort, en natuurrampen: ze komen allemaal aan bod – in sommige hoofdstukken sterker dan in andere. Camping is dan ook voorzien van een goede dosis foreshadowing en referenties aan deze overkoepelende thematiek die het, naast een boek vol tempo, vluchtige maar scherpe karakterschetsen en inzichten, ook maken tot een roman die verder reikt dan de marge van het blad.
Het plotse einde is dan wel frustrerend, maar het zorgt er ook voor dat de acute aard van rampen ten gevolge van crisis zich sterker opdringt. Het onheilspellende gevoel slaat over op de lezer, en zo ook op de echte wereld, waar vragen over hoe te leven te midden van allerlei crisissen onverminderd relevant zijn.
Maartje Wortel, Camping, Prometheus, Amsterdam, 2024, 240 p.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.