Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Broekburg, verzonken in het moeras van het verleden
0 Reacties
© Michael Depestele
© Michael Depestele © Michael Depestele
De Nederlanden in Frankrijk 2.0

Broekburg, verzonken in het moeras van het verleden

Vijftig jaar na de uitgave van De Nederlanden in Frankrijk, een beknopte encyclopedie geschreven door Jozef Van Overstraeten en uitgegeven door de Vlaamse Toeristenbond, keer ik terug naar Noord-Frankrijk. Ik laat me aanvankelijk leiden door het boek, maar kijk vooral wat er in die vijftig jaar veranderd is en ook wel wat er gelijk is gebleven.

Als je vanop de autoweg Duinkerke Calais naar Broekburg rijdt, kom je eerst aan het kanaal, het Canal de Bourbourg. Als je rechts kijkt, naar het westen, zie je een vreemde knik in de waterloop, een ongewoon scherpe bocht voor een kanaal. Even uitzoomen op Google maps laat al iets vermoeden, de bevestiging vind ik in de geschiedenis. In "Tomus Tertius" van de Flandria Illustrata van Antonius Sanderus vind je op pagina 323 een prachtige uitklapbare prent met een stadszicht en een plattegrond van Broucburgus vulgo Broucburch. Op de plattegrond zie je de typische stervormige vestingen, die we zo goed kennen van prachtige voorbeelden hier in de buurt, zoals in St.-Winoksbergen of Grevelingen. Hier is ’t amper nog een knikje in een kanaaltje...

In zijn gids De Nederlanden in Frankrijk schrijft Van Overstraeten over het knikje in het kanaal: “Omringd door een kanaal dat de oude wallen volgt”. Eén knikje? Dat is wat overdreven, maar goed. Als ik over de brug ben, rij ik meteen de Rue des Remparts in. Zoals je kan vermoeden, volgt de straat een vreemd traject met hoekige bochten. Hier en daar staan nog oude stukken muur. Geen idee of sommige nog van de oude vestingen zijn, maar die kans is klein. Van Overstraeten schrijft immers dat in de oorlogen die Lodewijk de veertiende hier voert, Broekburg de kant van de Staten-Generaal en de prins van Oranje kiest. Dat eerst de Spanjaarden de stad weer tot de orde roepen en dat de Spanjaarden en de Zuidelijke Nederlanden in 1658 de Slag der Duinen verliezen tegen Louis XIV, in een coalitie met Engeland dan nog wel. Broekburg wordt in 1659 al bij Frankrijk ingelijfd, achttien jaar vóór de Slag aan de Peene dus.

Maar wat Van Overstraeten er niet bij vermeldt, is dat Lodewijk het stadje niet meer vertrouwde en dus maar meteen de hele versterkte vestingen rondom Broekburg liet ontmantelen. De muren in de Rue des Ramparts worden alleen maar vestingen in mijn (te) rijke verbeelding, maar het stratenplan kan de geschiedenis niet verloochenen.

Een totaalproject van Anthony Caro

Ik ben dus in Broekburg, Bourbourg in ’t Frans, wat nergens op slaat want de verwijzingen naar het broek is eruit verdwenen. Dat is niet zo in omliggende dorpen zoals Brouckerque, Capelle-Brouck en Saint-Pierre Brouck en verder naar het zuiden Rubrouck en Broxele, wat zowaar dezelfde etymologische stam als Brussel heeft. Een broek als een moerassig stuk land is nog altijd bekend in het Nederlands. Het is een waterziek gebied, al of niet in de polder van een rivier. De weiden die in natte winters blank staan in de IJzervallei worden nog altijd broeken genoemd.

In het centrum van Broekburg is het water helemaal niet meer aanwezig. Alle aandacht gaat nu naar de imposante St.-Jan-de-doperkerk, één van de grootste van de regio. Ze bevindt zich precies in het midden van wat ooit het omwalde stadje was. Op de robuuste toren staat een campanille waarin je de beiaardklokken ziet hangen. Helaas is het Goede Vrijdag wanneer ik hier ben. Geen klokkenspel te horen dus. Ik kan niet checken of die nieuwe beiaard, die ze hier in 2000 hebben geïnstalleerd, beter klinkt dan die uit 1962, waarvan Van Overstraeten zegt: “nieuwe slecht klinkende beiaard. Geen handklavier en zelfs geen klepels in de klokken”.

Hoe indrukwekkend de ruime hallenkerk ook mag zijn, ze is vooral ook getuige van een verdwenen verleden van de stad, van vergane glorie. De kerk zelf werd op 25 mei 1940 compleet vernield toen een Duits vliegtuig neerstortte en de hele kerk in brand stak. De restauratie van de kerk zou tot 1962 duren. Bij die restauratie werden brandglasramen geplaatst die getuigen van andere verdwenen sites, met name die van de Abdij der Edele Dames en de Onze-Lieve-Vrouw-abdij. Van een derde kloosterorde, van de Kapucinessen-Penitenten, is er niet alleen een glasraam maar ook nog een restantje van het oude klooster (in de Rue des Capucins), maar dat lijkt nu eerder een opslagplaats van een lokale timmerman of aannemer. Kroonjuweel van de kerk was het gotische koor, in 1920 al beschermd als monument, maar zo lees ik in Van Overstraeten: “thans een ruïne en dus buiten het bedehuis”. Inderdaad, tot een stuk in deze eeuw bleef het koor afgesloten van het gerestaureerde kerkgedeelte, als een soort getuige van de oorlogsvernieling, tijdens het opjagen van de Britten richting Duinkerke in de meidagen van 1940. (Over die zogenaamde Operatie Dynamo scheef ik uitgebreid in het jaarboek De Franse Nederlanden 37 (2012) in een stuk over Bray-Dunes en De Panne). De Britse beeldhouwer Anthony Caro was bij een eerder bezoek aan het verwoeste koor al onder de indruk geweest van de site en toen in 2000 gedacht mocht worden aan een restauratie met artistieke insteek, werd Caro snel aan boord genomen. Hij realiseerde er Le Chœur de Lumière, een totaalproject van vloer tot dak. De vloer werd in spierwitte, gepolijste beton gemaakt, waar je als bezoeker enkel over mag lopen met papieren schoenovertrekken. In datzelfde materiaal werd ook een nieuwe doopvont gemaakt die centraal in het koor staat. Dit is tenslotte de St.-Jan-de-doper kerk en de brandglasramen, in dezelfde stijl als in de kerk zelf, vertellen het verhaal van het doopsel van Jezus. Rondom de vont staan in negen nissen grote, robuuste sculpturen voornamelijk met staal en terra cotta. Ze draaien allemaal rond het thema van het water als bron van het leven en evolueren van chaos naar rust. In het koor zijn ook nog twee houten torens gebouwd, die elk een pilaar omhelzen waar je de verwoesting van 1940 nog in kan bespeuren en betasten: De Toren van de Ochtend (La Tour du Matin) en de Toren van de Avond (La Tour du Soir). Fijn gezien, want als je bovenin de torens staat, zie je de drie brandglasramen die van beide zijkanten naar de centrale, figuratieve ramen in het midden gaan, overgaan van ochtendgrijs naar helderblauw en aan de andere kant van helder middagblauw naar donkerder avondgrauw. Le Chœur de Lumière is bijzonder en Caro, gestorven in 2013, was niet de eerste de beste. Hij kreeg in 1975 al een individuele tentoonstelling in het MoMa in New York, in 1999 vertegenwoordigt hij Groot-Brittannië op de Biënnale van Venetië en in 2005 was er een grote retrospectieve in Tate Modern. En dan is er dus het koor van de parochiekerk in Bourbourg.

Aardig, maar niet meer

Enige trots is hier van pas en dat zijn de mensen van het CIAC ook. CIAC staat voor Centre Interprétation Art et Culture en is gehuisvest om de hoek in het oude Stadthuys. Het huidige Hôtel de Ville bevindt zich in het pand waar de kasselrij van Broekburg zetelde. Het Stadthuys werd later de openbare vishal en nog later brandweerkazerne, wat je nog altijd op de gevel kan lezen. Het gebouw herbergt ook de “Office de Tourisme”, maar die kijken me wat vreemd aan als ik vraag wat er, behalve de kerk, nog te zien is in Broekburg. Uiteindelijk steken ze me een bescheiden foldertje in de hand, een drieluikje dat me uitnodigt om een stadswandeling te maken langsheen achttien merkwaardige gebouwen of plekken.

Een rommelige verzameling van heemkundige prularia

“En vergeet het Ancienne Prison niet, dat is zeker de moeite waard!”. De oude gevangenis lijkt niet veel groter dan een herenhuis. Het gelijkvloers herbergt een rommelige verzameling van heemkundige prularia, tenenkrullend slecht tentoongesteld. Het blijkt het gratis gedeelte van het bezoek. Voor €3 raak je in de oude cellen. Op de eerste verdieping de zogenaamde luxecellen, ingericht halfweg de achttiende eeuw. Het zijn er slechts twee. Ze deden laatst dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter hield er verzetslieden gevangen en ook eigen soldaten die zich hadden misdragen. Vandaar de aanwezigheid van heel wat Duitse graffititeksten. Ik meen ook Pools en Russisch te herkennen en een paar aandoenlijke tekeningen. In de kelderverdieping zijn een viertal lugubere, aardedonkere cellen te zien uit de zestiende eeuw. Hier werden o.a. mensen met psychiatrische aandoeningen opgesloten. De duiding is uiterst summier, het volledige bezoek duurt nauwelijks een kwartier. Aardig, maar meer is het niet.

De wandeling leidt me langs het oude en het nieuwe Kapucijnenklooster, langs het oude St.-Janshospitaal, nu sociale woningen en tot bij het fraaie herenhuis van Jean Vilain, nu de zetel van het Centre Communal d’Action Sociale. Die Vilain blijkt een pionier te zijn in het roosteren van cichorei waardoor Bourbourg vanaf de jaren ’20 “La capitale mondiale de la culture et la transformation de chicorée” werd genoemd. Zo lees ik in het foldertje... Dat de cichorei er belangrijk zal geweest zijn, valt niet te betwisten. Er is een Rue de la Chicorée en een Rue des Cossettes (wat verwijst naar de reepjes waarin de cichoreiwortels werden gesneden) en ook Jean Vilain kreeg zijn straat. Maar in Halle (in Vlaams-Brabant) was (en is) het bedrijf Pacha allicht net zo belangrijk. En vroeger was er wel in elk dorp in de Westhoek een cichorei-ast (een drogerij). La capitale mondiale? We gunnen Broekburg de ook alweer teloorgegane titel. We houden er alvast een prachtig herenhuis aan over en bij het binnenrijden van het stadje, 100 meter voor de brug over het kanaal, zag ik ook al een mooi industrieel gebouw “Fabrique de Chicorée – Ledoux-Vandenbroucque”. Een jaar of vijftien geleden stopte de laatste cichorei-activiteit in Broekburg. In het naburige Vieille-Église is er nog een vestiging van cichoreigigant Leroux.

Mijn stadswandeling zit erop. Ik bestel een koffie op het terras van café Le Central. Boven op de gevel lees ik ook nog Ciné Central. Dat zal ook wel al vergane glorie zijn? Van Overstraeten schrijft over Broekburg: “Rustig, nogal gebanalizeerd stadje, Vlaams van uitzicht. Wallen en reien verdwenen, waardoor het veel van zijn schilderachtigheid verloor.” Maar Caro maakt veel goed, 50 jaar later. De koffie is er. Zonder cichorei. Er zit nog groeipotentieel in het toerisme in Broekburg...

Reeks

De Nederlanden in Frankrijk 2.0

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.