Boven is het stil: waarom we ook in boeken de bergen opzoeken
In Bergen aan zee van Pauline Slot ervaren we de beproevingen van het alpinistenbestaan. Haar klimroman sluit aan bij een recente literaire fascinatie voor het hooggebergte. Wat zeggen deze roman en andere bergboeken over de menselijke drang om de hoogste toppen te bedwingen?
De mensheid legt haar eindeloze fascinatie voor het trotseren van de hoogste bergen op aarde al eeuwenlang vast in woord en beeld. Wie kent niet het schilderij De wandelaar boven de nevelen (circa 1817) van de romantische Duitse schilder Caspar David Friedrich: een man in een donkere jas, op de rug gezien, die vanaf een bergtop uitkijkt over het landschap dat voor hem ligt? Het toont hoe de mens overweldigd kan raken door grandioze natuurtaferelen, met de kilometerhoge bergen als ultiem voorbeeld.
© Wikimedia Commons
Vandaag intrigeren die toppen nog steeds, zo blijkt uit de recente hoeveelheid boeken, films en documentaires over het onderwerp. De avonturen van waaghalzen in de bergen worden tegenwoordig standaard vastgelegd op camera. In 14 Peaks: Nothing Is Impossible (2021) volg je hoe de Nepalese Nirmal Purja in slechts zeven maanden tijd alle veertien bergen van meer dan achtduizend meter hoogte beklom, en in Free Solo (2018) zie je hoe Alex Honnold zonder touw of andere hulpmiddelen El Capitan overmeestert, een 900 meter hoge granieten bergwand in het Yosemite National Park.
Ook de literatuur lijkt opnieuw gefascineerd te zijn geraakt door de bergen. De Italiaanse auteur Paolo Cognetti oogst al sinds 2016 lof met zijn roman De acht bergen en de boeken die daarop volgden, waarin de toppen standaard een hoofdrol spelen. Waar in zijn oeuvre de bergen vooral dienen als achtergrond voor eindeloze wandelingen en contemplaties, tonen recentere romans uit het Nederlands taalgebied een heldhaftiger beeld. Begin 2022 mocht Toine Heijmans de Boekhandelsprijs in ontvangst nemen voor zijn roman Zuurstofschuld (2021), waarin we klimmer Walter Welzenbach volgen tijdens zijn laatste, loodzware klim. Enkele jaren geleden maakte Miek Zwamborn indruk met De duimsprong (2013, recensie), waarin de hoofdpersoon op zoek gaat naar haar neef die op geheimzinnige wijze verdween. Samen maakten zij jaarlijkse bergtochten vanuit een gedeelde fascinatie voor geologie.
Aan dat rijtje kunnen we nu Bergen aan zee (2022) van Pauline Slot toevoegen. In deze roman volgen we Edie, die al op jonge leeftijd haar hart verliest aan de fanatieke klimmer Berend Berlage. Het boek vangt aan met een scène waarin Edie de inmiddels al oudere Berend en hun dochter Mera uitzwaait. Ze vertrekken samen naar Antarctica, als onderdeel van wat Berends laatste grote prestatie moet worden: het beklimmen van de Seven Second Summits, de op een na hoogste berg op ieder continent. Het zijn de toppen voor de echte klimliefhebbers, legt Berend uit: je sjokt niet in een lange rij naar de top van de Mount Everest, maar waagt je leven op de K2, die in feite veel gevaarlijker is.
Wat volgt, is een lange flashback, die tot het einde van het verhaal zal voortduren. Daarin lezen we hoe Edie hem eerst nog vergezelt op zijn bergtochten, maar al snel besluit dat dit zijn hobby is en niet de hare. Bovendien krijgen ze, na een droevige miskraam, al snel een dochtertje, dat haar toewijding en verzorging nodig heeft. Intussen trekt Berend er steeds vaker en langer op uit, zijn doelen steeds ambitieuzer, zijn tochten steeds gevaarlijker.
Steeds opnieuw
Of hij wel levend terugkomt, daar hoeven we als lezers niet aan te twijfelen: we vingen onze leeservaring tenslotte aan met het beeld van een oudere Berend die samen met zijn dochter op pad gaat. Of zijn klimgenoten het overleven, is een grotere vraag. Hartverscheurend zijn de scènes waarin Slot schetst hoe Berend zijn jongere broer Arend verliest tijdens een poging Antarctica over te steken, terwijl hij zijn hele leven had geroepen dat één klimmer in de familie genoeg risico’s opleverde.
Ondanks het schuldgevoel dat hem verteert, blijft hij nieuwe klimpogingen wagen. De alpinistenwereld is een en al competitie en men verzint de gekste zaken om elkaar te loef af te steken: de hoogste toppen beklimmen in een zo kort mogelijke tijd, zonder hulptroepen of zonder zuurstof…
© Unsplash / Daniel Born
Intussen blijft Edie achter, toekijkend hoe haar man telkens weer zijn leven riskeert en intussen belangrijke gebeurtenissen aan het thuisfront mist. De eerste stapjes en woordjes van hun dochter, het kopen van hun eerste huis in Bergen, de carrièrestappen die zij maakt als directeur van het kunstmuseum aldaar – steeds is hij op reis. Tijdens zijn tochten bellen ze regelmatig, maar zijn hoofd is overduidelijk bij de taak die hem te wachten staat. Te veel afleiding maakt hem zwakker, is zijn overtuiging. Ook zij onderdrukt haar gevoelens van gemis: ze houdt van Berend en wil zijn dromen niet dwarsbomen.
Ook in de periodes tussen zijn tochten in is hij met weinig anders bezig dan voorbereiding: het juiste gereedschap, de juiste mensen die de volgende tocht met hem aandurven, het juiste trainingsschema, de juiste sponsoren die zijn tocht willen bekostigen. Wanneer hij terugkomt, schrijft hij boeken over zijn belevenissen en geeft hij managementtrainingen aan grote bedrijven, waarin hij vertelt hoe je het optimale team samenstelt. Hij oogst er succes mee; het geld investeert hij in zijn volgende klimreis.
Waargebeurd
Slot baseerde Bergen aan zee op het leven van de beroemde Nederlandse alpinist Ronald Naar (1955-2011). Reizen spelen al een rol in haar werk sinds haar debuut Zuiderkruis (1999), waarmee ze genomineerd werd voor de AKO-prijs, de Debuutprijs en de Vrouw&Kultuurprijs. Toen stond een tocht door Australië, Nieuw-Zeeland en de Stille Zuidzee centraal. Ook in latere romans als Blauwbaard en Tegenpool
combineerde zij reizen en het thema van de liefde met elkaar.
In ‘Bergen aan zee’ kruipen we niet in het hoofd van de klimmer, maar van de achterblijver
Met Bergen aan zee pakt zij het anders aan dan Heijmans en Zwamborn: we kruipen niet in het hoofd van de klimmer, maar van de achterblijver. Daarmee worden we weliswaar niet van dichtbij getuige van de gruwelijke ontberingen op al die toppen, maar leren we wel meer over de vragen die bij zo’n thuisblijvende geliefde ontstaan. Betekent het feit dat Berend er steeds weer op uittrekt dat hij toch niet zoveel van haar houdt? Waarom zou hij anders het leven met haar steeds verruilen voor die levensgevaarlijke toppen? En zijn haar moedergevoelens wellicht toch sterker dan zijn vadergevoelens?
© Merlijn Doomernik
Daarmee stipt Slot een punt aan waarbij Heijmans ook in Zuurstofschuld stilstond: de verschillende manieren waarop klimmende mannen en vrouwen worden bezien. Toen alpinist Alison Hargreaves ook na de komst van haar kind driftig bleef doorklimmen, vond men dat krankzinnig: hoe kun je je leven zo riskeren als je een gezin hebt dat je nodig heeft? Ook Edie wordt overvallen door die verwijten richting de klimster, maar beseft tegelijkertijd dat geen enkele mannelijke klimmer – inclusief Berend – ooit dat verwijt heeft gekregen.
Bewijsdrang
In elk van de drie klimboeken speelt bewijsmateriaal van al die klimprestaties een grote rol. Berend sluit in zijn boeken standaard een fotokatern bij, en is in zak en as als het rolletje met daarop een foto van hem op een van de toppen niet goed ontwikkeld blijkt. In Zwamborns roman zijn zelfs zwart-witfoto’s te vinden, en in Zuurstofschuld wordt het hoofdpersonage tijdens zijn tocht vergezeld door een Amerikaanse influencer, die continu in de camera richting zijn volgers schreeuwt hoe amazing het allemaal is. Walter zelf houdt liever een dagboek bij, waarin hij zijn ervaringen minutieus noteert.
De klimmers veranderen soms in onbetrouwbare vertellers, die elkaar in de haren vliegen
Zulke vormen van vastleggen zijn niet alleen belangrijk omdat het gaat om het vestigen van records, maar ook omdat de ijle lucht op die bergtoppen het brein op tilt laat slaan, tot hallucinaties aan toe. Daarmee veranderen de klimmers in onbetrouwbare vertellers, die elkaar soms in de haren vliegen omdat ze durven te beweren dat de ander een top helemaal niet gehaald heeft. Het mediacircus dat Slot in Bergen aan zee treffend neerzet, helpt daar niet bij: klimmers worden in kranten en praatprogramma’s continu tegen elkaar opgezet.
Zwamborn, Slot en Heijmans vertellen in hun klimboeken ook de verhalen van mensen die eerder de hoogste toppen trotseerden. Daarmee laten ze niet alleen zien om welke records allemaal wordt gevochten, maar ook welke tragische gebeurtenissen de alpinistensport kent. Klimmers die massaal overlijden (droevig genoeg vaak juist op weg naar beneden, als het donker en de storm invallen) of boven op de berg hun gewonde beste vrienden moeten achterlaten omdat ze zelf anders niet beneden komen – dat alles incasseren die klimmers ogenschijnlijk met weinig emoties. Die gevoelens maken je zwakker, zou Berend Berlage zeggen.
Kritiek op het bergtoerisme
Wat dan toch de reden is om elke keer een nieuwe poging te wagen, dat weten de klimmers in deze romans niet zo goed uit te leggen. De interesse voor de natuur op die toppen (De duimsprong), iets hebben om naar te streven (Bergen aan zee), het gevoel te hebben dat je leeft (Zuurstofschuld) – telkens vermoeden we als lezers ook een vlucht voor iets anders: het besef dat het leven niets meer is dan de geboorte, de dood en een hoop tijd ertussenin, misschien, of een traumatische jeugdgebeurtenis waarover we nooit iets te lezen krijgen.
Tegelijkertijd leveren met name Bergen aan zee en Zuurstofschuld kritiek op de toeristische stroom die op gang is gekomen rond het beklimmen van de hoogste bergen. Het wordt steeds drukker op de toppen, zo druk dat het plezier er voor de professionele alpinisten wel vanaf is. Slot verwijst betekenisvol naar de foto die Nirmal Purja maakte van een overbevolkte Mount Everest, met daarop een rij van honderden klimmers die langzaam naar boven schuifelen om voor een paar seconden op de top te mogen staan. Rijke zakenlui zonder enige klimervaring laten zich voor recordbedragen naar de top begeleiden, of laten zich er simpelweg afzetten met een helikopter. Het schopt de wereld van professionele klimmers in de war: waarvoor doen zij het dan nog?
Bergmetaforen
© Jakolien van Doorn
Ook Bergen aan zee toont de onrust van een man die steeds op zoek blijft gaan naar een nieuwe manier om zichzelf uit te dagen, de hijgende adem van andere klimmers in zijn nek. Slot giet die zoektocht in toegankelijke en kraakheldere taal, waarin zij met regelmaat ruimte geeft aan poëtische uitspattingen. De bergen lenen zich goed voor woordspelingen, laat Slot zien: “Berend veroverde me langs de kortste weg, steil omhoog”, schrijft ze over de directe manier waarop hij Edie probeert voor zich te winnen. Soms wordt dat wat vergezocht, zoals wanneer Berend Edie aanspreekt op haar afwezigheid: “Ik was vlak. Het woord leek te zijn afgebroken van de ijswand hoog op de K2. Het landde met een doffe klap op mijn hals, mijn flessenhals.”
Samen laten deze recente romans over het klimbestaan zien hoe de romantiek van het klimmen nooit uit onze gedachten verdwenen is. Maar meer dan een paar eeuwen geleden staat nu het overmeesteren centraal, nog verder aangewakkerd door de mediastorm die achter ambitieuze alpinisten aan stuift en hen tegen elkaar opjut.
Onze steeds drukker wordende levens maken de vlucht naar een top waar niets anders is dan ijs, wind en ijle lucht des te begrijpelijker: wellicht is dat de enige plek waar de klimmers in deze romans rust vinden.