Blijf vallen. Een pleidooi voor geesteswetenschappen
Binnenkort zwaaien weer duizenden meisjes en jongens af. Diploma in handen, en vanaf dan ‘begint het echt’. De geesteswetenschappers onder hen gaan met hun studiekeuze dwars tegen de tijd in. Alleen wat exact is, belooft werkzekerheid, klinkt het. Radiojournaliste Ruth Joos steekt de alfa’s een hart onder de riem. ‘Jullie bezitten het kostbaarste wat er bestaat: woorden.’
Gefeliciteerd. Jullie zijn er geraakt.
Dat ik met de regelmaat van de klok aan jullie dacht de voorbije maand.
“Tik de grond”, zegt mijn dochter telkens wanneer ze gelijke cijfers op haar wegwerphorloge ziet. 15u15min? Tik de grond! 08u08min? Tik de grond! Een twaalftal keer per dag tikken wij familiaal de grond. Buig-en-strek getallenleer. Atletische kaballa. Haar eigen bezwering van de werkelijkheid. En ik herinner me hoe ik soms op mijn studentenkamer een minuut pauze nam. Een minuut pauze. Een minuut. Op mijn bed gaan zitten en naar de digitale wekkerradio – toen al radio – staren tot er een minuut voorbij was. En dan weer aan de slag.
En ik denk aan jullie, aan de tikkende klok tot het volgende examen.
Tik. Een verzengend warme dag en ik voel opeens de hitte op mijn zolderkamertje in de Vesaliusstraat eind jaren 1990. Vorige eeuw, jawel. Hoe er geen zuchtje wind dat oude huis en mijn hoofd meer kwam binnenwaaien. Windstil daarboven, boordevol. Door het kantelraam in het dak alleen zicht op wat daarboven lag, een nobel streven, steeds hoger, grenzeloze einder. Alles is nog mogelijk: vier diploma’s, twintig geliefden, wereldreizen, radiopresentator. De begane grond vier verdiepingen lager is een vermoeden. Alleen wanneer ik het raam voorzichtig in de juiste positie kantel, zie ik een weerspiegeling van de straat. Het echte leven daar beneden een luchtspiegeling.
En ik denk aan jullie, aan hoe alles nog kan.
Tik. Op weg naar mijn werk wandel ik langs de studente diergeneeskunde twee huizen verder in mijn straat. Elke dag stipt om 8 uur achter haar bureau. Ik meen tranen in haar ogen te zien wanneer ze me zachtjes toewuift. Een vochtige waas van vermoeidheid en gelatenheid, die ik zo goed ken. En zo sta ik weer aan te schuiven aan het telefoonhokje in Leuven. Vijf wachtenden voor me. Wachten om te bellen, huilen naar huis dat het niet lukt deze keer, dat het te veel is. Hoe dat aanschuiven de pijn altijd wist te verzachten. Niet zelden draaide ik me om nog voor het mijn beurt was. Er was geen onmiddellijkheid. En dat was bij veel dingen zo. Door de hele stad wapperden briefjes op de deuren. Voor deze of gene. Handgeschreven afspraken, iedereen had pen, papier en plakband bij de hand. Zakken vol. “Om acht uur Alma?” Vervolgens om acht uur staan wachten en niet zeker weten. Zaligmakende twijfel. Geen piepje van de telefoon ter bevestiging, die was er nog niet. Hoe we codes hadden bij de bel. Ik was lang-kort-kort. Zelfs als de deurbel ging, moest je geduld oefenen om te horen of het voor jou was. Lang-kort-kort of lang-kort-lang. Wij waren morsecodes en wapperende briefjes.
En ik denk aan jullie, aan hoe jullie gewend zijn aan het onmiddellijke, alles meteen en helemaal.
Nou, dat wordt wennen.
De onmiddellijkheid opschorten
Want nu begint het, naar het schijnt. Heeft iemand jullie dat al gezegd? Dat het nu begint? Dat het beste deel van je leven voorbij is? Dat dit de schoonste tijd van je leven was? Dat het vanaf nu voor echt is? Dat je nog zal schrikken later? Wacht maar…
En ik denk aan jullie, ik kijk jullie aan,
aan hoe dit moment júllie herinneringen beitelt.
Het is waar, het is bloot zijn en beginnen.
Het is waar natuurlijk, er gaan andere klokken tikken. En prikken.
De echte wereld zal inderdaad soms een zinsbegoocheling blijken.
Want vandaag is ingewikkeld. Vandaag geen wapperende briefjes en morsecodes meer, we zijn tien cijfers – de eerste steevast een nul –, we zijn een vluchtige hashtag en een apenstaartje. Maar de codes dienen nog steeds ontcijferd te worden. En daarvoor reken ik op jullie. Want jullie bezitten het kostbaarste wat er bestaat: woorden. Meer dan ooit. Jullie hebben de kracht om op woorden en tekens door te denken. Om te lezen wat er aan implicaties schuilgaat tussen, onder en achter de woorden en tekens die de ellendige weg van boodschapper naar ontvanger afleggen. Jullie hebben geleerd de onmiddellijkheid op te schorten. Lang te kijken naar een potscherf, uren partituren te bestuderen, muziek te horen door ze te zien. Om van Japanse, Chinese, Arabische en al die andere tekens je eigen taal te maken. Bij data, een paar cijfers op een rij, een hele wereld en context te begrijpen; bij het hele heden een schragend verleden te kennen. In één kunstwerk lijnen te zien die over de hele wereld aanknopingspunten vinden. Zestiende-eeuwse syntactische structuren te doorgronden om zo dichter op de huid van de taal te zitten. Steeds dichter, tot je ze bezit. Romans te lezen, werelden te zien opengaan. Fictie te omarmen, zien dat de realiteit ook een constructie is. Dingen te begrijpen zonder ze exact te kunnen benoemen.
Benaderen. Dat kunnen jullie, benaderen en daar met verve in slagen.
Lezen, kijken en luisteren
De schrijfster Siri Hustvedt haalt in één van haar inspirerende essays aan dat ze telkens opnieuw uitzonderlijk geëmotioneerd raakt bij het kijken naar Het melkmeisje van Vermeer. En dat alle hersenscans ter wereld ten spijt, niets haar een sluitend antwoord kan bieden op het grote waarom. Dat ze dankzij de neurowetenschap precies heeft kunnen zien welk minuscuul stukje van haar hersenen wanneer oplicht, welke verbinding op welk moment in gang schiet. Dat de wetenschap haar leert dat het olieverf op doek is. Allemaal waar, allemaal feiten. “En dan?”, vraagt ze zich af. Wat zegt dat over haar? Als individu? Wat zegt dat over haar particuliere emotie? Dat proberen te verwoorden. Dat diep en onversaagd in zichzelf en bij uitbreiding in de wereld kijken, daar draait het om.
Jullie kunnen, kortom: lezen. Lezen, kijken en luisteren. Een schaars en groots goed in deze vluchtige tijden waarin het oordeel steeds sneller volgt, de aandacht steeds minder ver draagt en de nuance steeds verder zoek is.
Rijksmuseum, Amsterdam
Nieuw onderzoek toont aan dat de gemiddelde tijd die mensen in een museum stilstaan en ook daadwerkelijk naar een kunstwerk kijken 28,63 seconden is. 28,63 seconden. Tik. En slik. Te druk bezig met nog even een selfie te nemen en de Instagramposts over het kunstwerk te checken en te sharen. Hoor mij: “posts”, “checken” en “sharen” ik ben helemaal mee. 28,63 seconden is onthutsend karig. Maar misschien moeten we voorbij het onderzoek lezen. Misschien moeten we ook het onderzoek goed lezen, want voorbij de saillante titel leert het ons ook dat de gemiddelde tijd met 1 seconde is toegenomen ten opzichte van een vijftiental jaar geleden. En hoe is dat onderzocht? Welke vraag is er gesteld? En hóé is die vraag gesteld? En is dat resultaat zo erg? Misschien zijn de bezoekers slechts bij één kunstwerk blijven staan. En hebben ze goed gekeken en dragen ze het een paar maanden met zich mee. Wie weet een leven lang. Mij is het al overkomen.
Die kracht, dat verder gaan, dat beter lezen, dat is wat jullie moet drijven. In alles. We lijken gevangen in algoritmes en fake news. Die laatste term is zo lelijk dat ik hem amper krijg uitgesproken. Hij valt ook niet meer echt te begrijpen, want hij wordt gebruikt en misbruikt en holt zichzelf uit. Dat te achterhalen, dat is jullie taak. Lezen. Met woorden en tekens de wereld begrijpen.
Verder gaan, beter lezen, dat is wat jullie moet drijven. In alles
STEM is het toverletterwoord van vandaag,
Science, Technology, Engineering and Mathematics. De Vlaamse regering heeft een actieplan uitgewerkt om dat te promoten. Van de middelbare school tot de dood, zo lijkt het wel. Alles wat exact is, belooft beroepszekerheid. Alles in het teken van De Heilige Drievuldigheid: jobs jobs jobs, weet u wel. In een niet ondenkbare en naar ik vrees niet zo verre toekomst zul je je moeten verantwoorden voor studiekeuzes die niet die richting uitgaan. Financiering zal ervan afhangen. Universiteiten, rectoren, decanen, academici van allerlei pluimage zullen hun hakken in het alfazand moeten plaatsen en niet versagen.
Jullie gaan dwars tegen de tijd in, alleen al door jullie studiekeuze en dat siert jullie. Laat jullie niets wijsmaken over richtingen zonder toekomst, jullie zíjn de toekomst.
Buiten de categorieën
Het eerste wat ik deed toen ik was afgestudeerd – en dat is zo cynisch nu ik er bij stilsta – was me inschrijven bij de RVA, want dat moest je doen. Dat hoorde zo. Niet echt bloot zijn en beginnen, eerder indekken. Om zeker te zijn van een uitkering een symbolische negen maanden later. Tik zegt de klok. De man achter de computer vroeg naar mijn gegevens. De laatste vraag was van kapitaal belang: “voor welke vacatures ze me mochten aanschrijven?” Ik haalde diep adem, dacht aan mijn kantelraam op de zolderkamer in de Vesaliusstraat en zei zo overtuigend mogelijk “radiopresentator”. Er klonk geen twijfel in mijn stem. De blik in de ogen van de man, toen hij tergend traag naar me opkeek, was een blik die ik nog vaak zou ontmoeten. “Dat past niet in een van de categorieën”, zei de bestofte klerk. Profetische woorden. Wat ik wou. Wat ik worden wou. Wat ik doen en betekenen wou, viel buiten de categorieën.
Veel meer heb ik jullie niet te bieden.
Zoek je eigen grond om te tikken. Blijf zoeken.
Val buiten de categorieën. Blijf vallen.