Big data verlopen toch niet vanzelf. Weerbarstige gedichten van Anne Vegter
Big data laten zien wie je bent, is een populaire opvatting over deze vorm van gegevensanalyse. In de gelijknamige zesde gedichtenbundel van Anne Vegter (1958) blijkt het helemaal niet zo gemakkelijk om identiteiten vast te leggen.
Tegen het einde van Big data staat een ogenschijnlijk terloops zinnetje: “big data verlopen toch niet vanzelf”. Omdat Vegter nauwelijks interpunctie gebruikt in deze bundel, eindigt de zin met vraagteken noch punt en blijft de opmerking hangen in een grijs gebied tussen constatering en een (wanhopige) vraag. Het mooiste is dat beide interpretaties naast elkaar blijven bestaan wanneer je het begin van het vierregelige gedicht erbij pakt. Ook daarin kun je zowel twijfels als een nuchtere vaststelling lezen: “hij is bij me weg en ik denk voorgoed / de kinderen verdwenen in blakende welstand / hij zal vast nog weleens aan me denken”.