Bet van Beeren, de kroegbazin die een vrijplaats creëerde: Amsterdam in de twintigste eeuw
Een vrijhaven voor artistieke zielen en gay capital of the world: dat is de reputatie die Amsterdam in de tweede helft van de twintigste eeuw kreeg. Eén van de roemruchte voorlopers van die ontwikkelingen was Bet van Beeren, die in de woeligste jaren van de vorige eeuw een kleine queer capital maakte van ’t Mandje, haar café waar iedereen welkom was – ook figuren uit de marges van de maatschappij.
Wie vandaag het Amsterdamse café ’t Mandje betreedt, lijkt een museum binnen te stappen. En wie tot voor kort het Amsterdam Museum betrad, kon daar zomaar café ’t Mandje – of toch een replica ervan – binnenstappen. De kroeg op de Zeedijk heeft de laatste jaren een belangrijke status verworven als Amsterdams erfgoed. Die status is bovendien formeel vastgelegd door ’t Mandje op te nemen in De Canon van Amsterdam, waarmee de kroeg onlosmakelijk verbonden is met het collectieve geheugen en het historische verhaal van de stad.
Hoe ’t Mandje zo’n erfgoedwaardige reputatie heeft verworven is een verhaal dat begint in 1927, toen Bet van Beeren (1902-1967) het café overnam van haar oom.
© Erven Sjoerd Holsbergen / Stadsarchief Amsterdam
Hartjesdag
Bet van Beeren was een kind uit de arbeidersklasse. Haar vader was stratenmaker en haar moeder beheerde een logement, De Rode Lantaarn geheten, in de Boomstraat. Het gezin woonde in de befaamde arbeiderswijk Jordaan, begin twintigste eeuw nog voor een groot deel een sloppenwijk. In het logement van haar moeder moest Bet helpen met het bottelen van bier. Wellicht dat Bet hier haar eerste ervaring opdeed met het runnen van een horeca-etablissement; ze raakte in ieder geval vertrouwd met bier, een voorbode voor haar latere leven.
Het subversieve karakter van de Zeedijk paste goed bij de jonge kroegbazin Bet van Beeren
Op haar vijfentwintigste nam ze Café de Amstelstroom over van haar oom en doopte het om naar ’t Mandje. Dat café was gevestigd op de Zeedijk, van oudsher een plek van vertier voor mensen die zochten naar ervaringen die door de “nette” burgerij doorgaans werden afgekeurd. De Zeedijk stond vanaf de zeventiende eeuw al bekend als een onveilige plek waar zeelieden, sekswerkers, criminelen en andere figuren uit de marges van de maatschappij rondhingen. Hier werd gefeest en gedanst, verdwaalde provinciale bezoekers werden beroofd en op het beroemde, eeuwenoude feest Hartjesdag in augustus trokken mannen vrouwenkleren aan en vice versa.
© Stadsarchief Amsterdam
Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen in dit deel van de stad ook veel migranten. Vlak naast de Zeedijk ontwikkelde zich aan de Binnen Bantammerstraat de eerste Chinese wijk van Europa, waar veel Chinese havenarbeiders neerstreken, die hun vertier daarna weer konden zoeken op de Zeedijk. Daarbij vestigden zich in de jaren 1920 ook enkele van de eerste jazzclubs van Amsterdam. Hier speelden artiesten, vaak van Surinaamse komaf, voor gemêleerd publiek.
In dit bolwerk van subversiviteit en culturele vermenging oefende Bet haar nering uit. Het subversieve karakter van de Zeedijk paste goed bij de jonge kroegbazin. Ze had naar verluidt een vlotte, Jordanese babbel en kon aardig knokken als het Zeedijkse publiek te guitig werd. Ook vond ze het leuk om haar klanten te plagen door bijvoorbeeld stropdassen van deftige heren die de kroeg bezochten af te hakken met een groot slagersmes. Die hing ze vervolgens aan het plafond.
Van Beerens klandizie bestond voor een belangrijk deel uit homoseksuele mannen en vrouwen die elkaar in ’t Mandje in relatieve openbaarheid konden ontmoeten
Het publiek was ook wat ’t Mandje tot een bijzondere plek maakte. In een tijd waarin mensen die niet voldeden aan de heersende seksuele moraal en werden geweerd uit de meeste etablissementen uit angst voor reputatieschade, konden deze personen terecht bij Bet, die zelf ook op vrouwen viel. De klandizie van Bet bestond voor een belangrijk deel (maar niet uitsluitend) uit homoseksuele mannen en vrouwen. Bij ’t Mandje konden zij in relatieve openbaarheid andere mannen ontmoeten, zonder directe repressie.
Geen klef gedoe
Het belang van dit soort plekken kan niet onderschat worden. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog werden kroegen veelvuldig gecontroleerd door de zedenpolitie wanneer zij het vermoeden hadden dat er homoseksuelen samenkwamen. De gemeente en politie hadden allerlei manieren om het bestaan van die kroegen zo moeilijk mogelijk te maken. Er werden bijvoorbeeld geen vergunningen uitgevaardigd voor het spelen van muziek of het schenken van zware alcohol. Als bij een controle bleek dat er toch muziek werd gedraaid of jenever werd geschonken was de politie bevoegd de tent te sluiten.
Nog erger was het als de politie mannen kon betrappen op intieme handelingen. Dan konden ze een tent sluiten vanwege het faciliteren van ontucht. Zodoende deed de politie regelmatig invallen in cafés en kroegen die door homoseksuelen werden bezocht. Vanwege de dreiging van de politie en omdat er naast homoseksuelen ook sekswerkers en hun potentiële klanten naar het café kwamen was Bet genoodzaakt een streng zedelijkheidsbeleid te voeren. Bovendien was Bet persoonlijk ook niet gediend van “klef gedoe”. Zoenen en andere intimiteit waren uit den boze.
Het café was verder ingericht als een volkse bruine kroeg, zoals je die in de arbeidersbuurt waar de eigenares vandaan kwam ook kon vinden. Dat deze kroeg openstond voor mensen uit lagere klassen is een belangrijk feit. De jaren 1920 waren voor Amsterdam een moeilijke tijd, aangezien de stad kampte met een gigantisch woningtekort. Voor arbeiders was dit in het bijzonder een probleem. Met grote gezinnen woonden zij in kleine, vaak slecht gebouwde huizen met weinig voorzieningen in de buurt. Een bijna volledig gebrek aan privacy was voor dit deel van de samenleving de norm. Dat gebrek in combinatie met sterke sociale controle en heersende stigma’s over homoseksualiteit maakten het voor mannen en vrouwen die op hetzelfde geslacht vielen en in deze buurten woonden erg moeilijk om contacten op te doen of relaties op te bouwen. Zij waren aangewezen op de publieke ruimte, zoals kroegen.
© Stadsarchief Amsterdam
Veel kroegen die een homoseksuele clientèle bedienden hadden echter een zeer exclusief karakter. Vaak waren ze chic ingericht, moesten er hoge entreegelden worden betaald of moest iemand worden geïntroduceerd. Bovendien waren deze cafés voor een groot deel uitsluitend op mannen gericht. Amsterdam was in deze periode beslist geen “homohoofdstad” te noemen, op internationaal niveau zou die eer eerder aan Berlijn toebedeeld moeten worden. Maar er waren zeker wel plekken in Amsterdam die openstonden voor mensen uit alle gelederen van de samenleving, ongeacht seksuele voorkeuren of klasse, zoals bij ’t Mandje. Iedereen was daar welkom.
Op Koninginnedag mochten ook mannen met mannen en vrouwen met vrouwen dansen
Bet van Beeren was enorm koningsgezind. In het hele café hingen foto’s van de familie Oranje. Op Koninginnedag was het dan ook een gigantisch feest. De hele tent werd versierd met oranje slingers en er werd gedanst. Er werd in deze tijd wel eens met een scheve blik gekeken naar mannen die met vrouwen dansten. In ’t Mandje deed men er nog een schep bovenop: op Koninginnedag mochten ook mannen met mannen en vrouwen met vrouwen dansen. Dat Bet zelf ook graag mooie vrouwen versierde, zal ongetwijfeld hebben bijgedragen aan de open sfeer in haar kroeg.
De oorlogsjaren
Toen in 1940 Nederland capituleerde en bezet werd door nazi-Duitsland was dit een schok voor veel Nederlandse homoseksuelen. Zij hadden verhalen gehoord van de vervolging van homoseksuelen in Duitsland en de vernietiging van het Institut für Sexualwissenschaft in Berlijn. Belangenverenigingen voor homoseksuelen werden ontbonden en tijdschriften opgeheven, waarna alle documentatie van leden en abonnees werd vernietigd. De Amsterdamse commissaris van de politie leverde in 1941 een lijst aan de Sicherheitsdienst waarop mensen stonden die bij de politie bekend waren als homoseksueel.
Haar verzetsactiviteiten hebben veel bijgedragen aan hoe Bet van Beeren herinnerd werd: strijdlustig, moedig en koppig
Tegelijkertijd kwamen er Duitse soldaten, al dan niet homoseksueel, tegen het verbod in toch soms bij Van Beeren een biertje drinken. Een van de vele anekdotes over haar en haar café vertelt hoe een van die soldaten zich verwonderde over hoeveel foto’s van de koningin en het koningshuis in de kroeg hingen. Zulke trouwbetuigingen aan de Nederlandse soeverein waren door de bezetter uiteraard verboden. Die verzetsactiviteiten hebben veel bijgedragen aan hoe Bet herinnerd werd: strijdlustig, moedig en koppig.
Postume erkenning
Na de oorlog werd ’t Mandje populairder dan ooit onder homoseksuele mannen en vrouwen. Met de opkomst van het COC (de belangenorganisatie voor lhbti’s) in de jaren 1950 begon Amsterdam zich internationaal te profileren als queer hoofdstad van Europa (in ieder geval voor homomannen). Er kwamen daarnaast steeds meer queer bars bij die ook langer bleven bestaan en uitgesprokener waren. De reputatie van Bet van Beeren groeide in die tijd zodanig dat ze van sommigen de titel Koningin van de Zeedijk kreeg. Ze kende de penoze en de politie, en hield beiden te vriend. Ze stond op goede voet met andere illustere figuren van het Wallengebied, zoals Majoor Bosshardt, die jarenlang de baas was van het Leger Des Heils op de Wallen. Bet van Beeren reed rond op een motor in een leren pak, vaak met een mooie vrouw achterop.
© Stadsarchief Amsterdam
Toch was de reputatie van ’t Mandje voor velen nog altijd te vulgair, mede omdat homoseksualiteit in deze periode nog altijd niet geaccepteerd was. Bet van Beeren liep in 1962 een lintje mis toen de pastoor van de Nicolaaskerk en Majoor Bosshardt haar niet wilden voordragen vanwege “haar levensstijl”. Toen in 1965 prinses Beatrix een rondleiding over de Wallen kreeg van Majoor Bosshardt, sloegen zij ’t Mandje over. Tot grote woede van Bet van Beeren, die niets liever wilde dan een lid van het koninklijk huis ontvangen.
Tegen het eind van haar leven dronk Bet erg veel, volgens sommigen sloeg ze wel veertig biertjes per dag achterover. In 1967 overleed zij op 65-jarige leeftijd. Twee dagen lag ze opgebaard in ’t Mandje, op de biljarttafel. Haar zus Greet nam de kroeg over, maar moest in 1983 de kroeg sluiten vanwege de aanhoudende overlast van de heroïne-epidemie op de Zeedijk.
Vrije haven
De erkenning die Bet tijdens haar leven niet kreeg heeft ze postuum wel ontvangen. Zo werd in 1999 een replica van het interieur in het Amsterdam Museum opgenomen. In 2008 werd de kroeg ook weer geopend, met een interieur dat nauwkeurig is nagebouwd zoals het eruit zag in de tijd dat Bet de boel runde. In datzelfde jaar werd ’t Mandje opgenomen in De Canon van Amsterdam.
© Stadsarchief Amsterdam
Hoewel Bet van Beeren de grote ontwikkelingen in de homo-emancipatie vanaf de jaren 1970, inclusief de kroning van Amsterdam als gay capital of the world niet heeft meegemaakt, creëerde zij haar eigen kleine queer capital op de Zeedijk. ’t Mandje gold als een vrijplaats voor mensen die nergens anders heen konden in de roerigste jaren van Amsterdam in de twintigste eeuw. De crisisjaren van 1930, de bezetting en de wederopbouw: Bet van Beeren liet zich niet uit het veld slaan en ploegde voort.
Amsterdam is sinds 1927, toen Bet van Beeren het café overnam, ingrijpend veranderd. Er woeden nu hevige discussies over het karakter van de stad. Is het nog wel de vrije haven die het ooit was? Als Van Beeren nu zou terugkeren, is het nog maar de vraag of ze haar thuisstad zou herkennen. Maar haar oude kroeg op de Zeedijk staat er nog altijd en wellicht is die ogenschijnlijke tijdloosheid van ’t Mandje de reden voor de vereeuwiging ervan als erfgoed. Als een fysieke herinnering voor Amsterdammers die bang zijn hun stad te verliezen: dat er, hoewel de stad blijft veranderen, ook nog plekken zijn waar het karakter van de vrijplaats Amsterdam wordt bewaard.
Geef een reactie
Je moet ingelogd zijn op om een reactie te plaatsen.