‘Water, vloek en zegen’, het thema van de lage landen 3/2021, doet hoofdredacteur Hendrik Tratsaert dromen van een vernieuwde uitwisseling rond de Noordzee als een culturele, geostrategische zone.
De Lage Landen hebben hun eigen delta. Hun rivieren heten niet de Mississippi of de Donau, maar de Maas of de Schelde. Het verhaal van hun bewoners is er een van strijd met het water, hoe zich ertoe te verhouden, maar evenzeer water dat vruchtbare gronden nalaat, welvaart schept. De zeeën werden bevaren, de zeilen stonden bol en het ruim was gevuld. Nog steeds staan wereldspelers Rotterdam en Antwerpen, een luttele honderd kilometer van elkaar verwijderd, broederlijk naast elkaar in de top twee van de grootste Europese havens. In de mondiale ranking van bagger- en bergingsfirma’s – waar groot geld wordt verdiend – staan de Nederlandse en Belgische specialisten bovenaan. Dit is geen economische kroniek, maar het is wel kenschetsend en komt dus ergens vandaan. Samenwerken hoeft in de uitermate competitieve havensector geen luchtspiegeling te zijn. Het fusieproject North Sea Port met de havens van Gent, Vlissingen en Terneuzen aan één zeel is zo’n gedroomde casus. Collega Tomas Vanheste licht deze samenwerking verderop door in een reportage.
Ons deltagebied is een geschiedenis die ver teruggaat. Aan vrienden-landrotten pleeg ik steevast het boek Aan de rand van de wereld. Hoe de Noordzee ons vormde (2014) van Michael Pye cadeau te geven als nadrukkelijke wenk om eens in de diepe, niet eens zo duistere middeleeuwen te duiken. Meer bepaald daar waar voorouders in de regio rond de Noordzee overzeese contacten omsmeedden tot een vorm van culturele en economische verwantschap.
Toen het boek van Pye uitkwam, besloot The Guardian
zijn recensie vanuit Brits Noordzeestandpunt zo: “The Lowlands, in particular, emerge from his study as having as much claim to be the womb of modernity as anywhere in medieval Europe. From fashion to feminism, from money to marriage customs, Pye makes a convincing case that they pioneered them all.”
Het deed mij dromen van een vernieuwde uitwisseling rond de Noordzee als een culturele, geostrategische zone. Ik had in die tijd net het nieuwe Mucem in Marseille bezocht, een museum dat de cultuur van de Middellandse Zee als een grote gemeenschappelijke droom presenteert, verenigd, los van staatsgrenzen en politieke regimes, en toen ging een lampje branden.
Binnen het identiteitsdebat en met de Brexit in gedachten lijkt mijn wens best naïef-romantisch, maar historisch gezien is hij misschien minder vergezocht dan hij lijkt, bedacht ik, toen ik in een strandzetel uit het bewuste boek opkeek, turend naar de horizon, richting Albion.
In het openingsstuk van dit waternummer beschrijft cultuurhistorica Lotte Jensen hoe de strijd tegen het water de Nederlandse identiteit vormgaf met als meest sprekende data 1421, toen de Sint-Elisabethsvloed een stuk van Zuid-Holland onder water zette, en 1953, met de Waternoodsramp die zich van natiegrenzen weinig aantrok en Zeeland buitensporig trof. Veel van het zelfbeeld van de laaglander heeft te maken met zijn overwinning op het water. In vroege tijden legden monniken met de hulp van de lokale bevolking, plag per plag, hele moerasgebieden droog. In de moderne versie zijn de Deltawerken en de Flevopolder proeven van technisch vernuft.
Maar de tijd tikt. Anders gezegd, de klimaatopwarming laat zich voelen. Enerzijds stijgt de zeespiegel en zijn er overal aan onze kusten waterkeringswerken aan de gang met als doembeeld de Duizendjarige Storm. Anderzijds is er de uitdroging van hele landbouwgebieden. Jilt Jorritsma wijdt er in dit nummer een essay aan, waarin hij zich afvraagt hoe wij de verloren harmonie tussen mens en water kunnen herstellen. Dezelfde auteur maakt in een ander stuk de sprong naar de toekomstvisioenen van zo’n overstroomd land, beschreven in recente romans. Vandaar de titel van het uitgelichte dossier als januskop: water, vloek en zegen. Dezelfde medaille, twee keerzijden.
Natuurlijk is deze uitgave veel meer dan dat. Onze bekende rubrieken trekken kapers en hun brieven aan boord, naast onvertelde, onthutsende verhalen over slavenhandel (vanuit Middelburg én zowaar Oostende). Verder tasten taalstukken de grenzen van artificiële intelligentie af en serveren ze de clichés die nieuwkomers op cursus meekrijgen. Als vanouds opent zich tot slot een schatkist aan boeken en lichten wij bijzondere literaire trends door.
Terwijl de toetsenborden ter redactie doorratelden, gingen op 1 juli de toekomstplannen van ons huis in dossiervorm naar de Vlaamse en de Nederlandse overheid toe. Wij staan op een scharnierpunt en willen nog meer inzetten op bereik, onze internationale missie, de Vlaams-Nederlandse ruimte en redactionele verfijning. Een enkele stuurman aan wal noemde het plan voluntaristisch, anderen houden het op ambitieus én realistisch, terwijl wij met strakke blik het wapenschild van Zeeland boven het portaal timmeren: Luctor et emergo. Ik worstel en ik kom boven. Dat is geen noodkreet, maar een attitude.