Tijdens het pendelen besluipt schrijver Rob van Essen de drang om met de blik van een buitenstaander naar het voorbijglijdende land te kijken. Om daaraan te ontsnappen, brengt hij met viltstift boodschappen aan op de treinvensters. ‘Ze zijn me zeer dierbaar, de zeldzame gevallen wanneer onder dat opschrift een andere reiziger naar buiten kijkt.’
Wanneer je uit het raam van een Belgische trein kijkt op het moment dat je langs een station komt, bestaat de kans dat je tussen de tegels van de perrons van dat station het onkruid hoog ziet opschieten. In een flits is het voorbij, je vraagt je af of je het werkelijk hebt gezien, het moet om een oud station gaan dat geen dienst meer doet.
© Japplemedia
Maar je kunt niet ontkennen dat je daarnet mensen op die perrons zag staan die duidelijk op een trein stonden te wachten en die bovendien eigentijds gekleed waren, en bijvoorbeeld niet in kledij uit de jaren vijftig of zestig.
Geesten waren het dus niet, en dat is bijna jammer. Treinreizen zouden aanzienlijk interessanter worden wanneer er zo nu en dan werd omgeroepen dat binnen een paar minuten een spookstation gepasseerd werd, “let ook op de wachtenden op de perrons, deze week herkende een van onze conducteurs haar eigen grootvader die al sinds het begin van de jaren negentig begraven ligt op het kerkhof van Herentals en die bij leven dol was op reizen met de trein en bloemstillevens schilderen.”
Maar wat je zag zijn dus geen geesten op perrons van spookstations. Je zag in het voorbijgaan gewoon een perron waar onkruid welig tiert; en het was ook weer niet zo dat je dat voor het eerst zag, welnee, sinds je in België woont zijn ze een vertrouwd onderdeel van het uitzicht vanuit de trein geworden, niemand kijkt ervan op.
© Wester
Uitkijken nu. Het is de kunst het woord “surrealisme” te vermijden als het over dingen gaat die je opvallen in België. Voor je het weet dragen al die mensen op die begroeide perrons een bolhoedje en is het geheel geschilderd door Magritte.
Zodra je in België ergens bolhoedjes bij gaat verzinnen, bevind je je in de gevarenzone. Uiteindelijk gaat het niet om die perrons, maar om de gemakzucht waarmee je ze meteen na beschouwing benoemt en categoriseert.
Voor je het weet dragen al die mensen op die begroeide perrons een bolhoedje en is het geheel geschilderd door Magritte
Wanneer ik tegenwoordig de trein neem, zorg ik dat ik een zwarte viltstift bij me heb waarmee ik ergens bij de bovenrand van het raam “benoem het niet!” op het glas schrijf. Dat helpt bij het naar buiten kijken zonder oordelen. Soms zie ik die woorden staan als ik net ben opgestapt en naar een zitplaats zoek, en dan weet ik dat ik eerder in dat rijtuig heb gezeten.
Soms zit er onder dat opschrift een reiziger die naar buiten kijkt. Het zijn zeldzame gevallen en ze zijn me zeer dierbaar. Als er plek is, ga ik tegenover die reiziger zitten en wanneer we dan een begroeid perron passeren, probeer ik zijn of haar blik te vangen en met een samenzweerderig knikje die blik naar buiten te leiden. Ik moet toegeven dat dit me tot nu toe nog niet is gelukt.
Ik wil er niets van vinden, van die perrons, om te voorkomen dat dit verschijnsel meteen in de la terechtkomt waarop “typisch Belgisch” staat
Ik wil er niets van vinden, van die perrons, om te voorkomen dat dit verschijnsel meteen in de la (schuif, bedoel ik) terechtkomt waarop in keurige letters “typisch Belgisch” staat. Het is gewoon een ongemaaid perron op een half vergaan station, hou ik me voor, en zowel dat ongemaaide als dat half vergane mag dan kenmerkend zijn voor – nee, ik ga het niet zeggen, maar we weten natuurlijk allemaal dat je dit in Nederland nooit zult aantreffen.
Wanneer je dit toch in Nederland vanuit een treinraampje ziet, weet je meteen dat dit Nederland niet meer is, dat je op een of ander manier je in een postapocalyptische wereld moet zijn beland waarin alle maatschappelijke structuren het hebben begeven en zombies de straten onveilig maken.
© Jaronax
Welk land heeft het ’t beste voor elkaar? Het heeft iets poëtisch, die perrons, maar het is het soort poëzie dat vooral wordt waargenomen en gewaardeerd door buitenstaanders, en ben je dan naar dit land gekomen om een buitenstaanderschap te cultiveren?
Dit is het soort poëzie dat vooral wordt gewaardeerd door buitenstaanders, en ben je dan naar dit land gekomen om een buitenstaanderschap te cultiveren?
Ik vertelde een Belg over die overwoekerde perrons en hij zei achteloos dat er een bepaald bestrijdingsmiddel was verboden, en dat daardoor het onkruid een kans kreeg op de perrons. Het klonk als een geruststellende prozaïsche oorzaak, maar er zijn natuurlijk samenlevingen denkbaar waar zo’n verbod geen eindpunt zou zijn maar een aansporing het op een andere manier aan te pakken.
Iemand anders die ik erover vertelde, dacht dat ik het verzon, omdat ze vanuit de trein nooit een begroeid perron had gezien. Om haar te helpen bij toekomstige reizen heb ik hier en daar op treinvensters mededelingen geschreven als “daar is er een!” en “daar ook!” en “kijk dan eens goed!”, in de hoop dat het haar helpt.