Benjamin Mengistu Navet weeft een wereld om zich heen
Als je aan textielkunstenaar Benjamin Mengistu Navet vraagt wat de rode draad in zijn leven is, is dát het antwoord: die draad, de stoffen. Hij weeft er installaties, decors en gewaden mee. Het is zijn manier om de wereld en zijn plaats daarin te onderzoeken.
Al zowat zijn hele leven loopt er een draad door de vingers van Benjamin Mengistu Navet (1994). Op zijn vijfde besloot hij namelijk dat hij modeontwerper wilde worden. En niet later, ooit eens, maar wel meteen. Het duurde enkele jaren, maar tot zijn grote vreugde regelden zijn adoptieouders dat hij op zijn twaalfde les kon krijgen van een naaister uit de omgeving.
© Jente Waerzeggers
Als hij niet achter de naaimachine zat, was hij thuis in de kunst- en knutselboeken aan het bladeren, zo vertelt hij wanneer hij plaatsneemt in een koffiebar in zijn thuisstad Brussel. Of dan keek hij zijn ogen uit tussen de stoffen op de Ethiopische evenementen in Grenoble, waar zijn adoptieouders hem mee naartoe namen om voeling te krijgen met zijn geboorteland.
“Bleek ook nog eens dat de vader van mijn oma in een zijdefabriek gewerkt had en een grootnonkel een wolwinkel had in Parijs. En elke keer dat we naar een nieuwe plek gingen, bijvoorbeeld naar familie in de Savoie of Bretagne, was ik in de eerste plaats nieuwsgierig naar de traditionele klederdracht.”
Navets creatieve drang werd steeds groter. Hij wilde er, letterlijk, ver voor gaan. Zo ging hij op zijn vijftiende op internaat in de kunstschool van Lyon. In die opleiding lag de focus op design en toegepaste kunst, waardoor hij meer interesse kreeg in architectuur. Het plan was dan ook om architectuur te gaan studeren, maar uiteindelijk koos hij voor een voorbereidend jaar dat hem klaarstoomde voor hogere studies in de schone kunsten. “Tijdens dat jaar herontdekte ik mijn liefde voor mode en textiel, die wat naar de achtergrond verdreven was”, zegt hij.
© Jente Waerzeggers
Het is deze liefde die hem naar Brussel bracht, want La Cambre bleek dé plek om mode te studeren binnen een kunstacademie, iets wat in Frankrijk niet bestaat. “Ik arriveerde vanuit dat vrije, conceptuele kunstjaar in een richting die veel structuur vereist en waar de focus lag op techniek. Zeker in het eerste jaar was het pittig. Al hielp die regelmaat me ook om mijn creativiteit te kanaliseren.”
Postkoloniale praktijken
Het hoogtepunt van de bachelor Mode was zijn eigen couturecollectie in het derde jaar. Al was het nadien wel duidelijk dat hij nood had aan een nieuw pad. Welk pad dat zou worden, wist hij nog niet. Dat zouden twee tussenjaren uitwijzen. In die periode ontmoette hij artiesten uit een meer experimentele scene, werkte hij samen met textielontwerpers en maakte hij gewaden voor tentoonstellingen.
“Ik besefte geleidelijk dat ik meer geïnteresseerd ben in patronen en stoffen dan in de silhouetten die je daarmee creëert. Op aanraden van enkele connecties schreef ik me in voor de master Textielontwerp aan KASK in Gent om de mogelijkheden en de geschiedenis van textiel verder te onderzoeken.”
© Jente Waerzeggers
Onderzoek zou inderdaad een belangrijk deel worden van Navets kunstpraktijk. “Dankzij de verplichte afstudeerscriptie had ik eindelijk de tijd om niet alleen nieuw werk te maken, maar er ook grondig over na te denken”, vertelt hij. Hij begon zich bijvoorbeeld vragen te stellen over postkoloniale praktijken in mode en textiel. “Via textiel kun je veel blootleggen over de hedendaagse wereld. Zo ben ik geïntrigeerd door de weg die stoffen hebben afgelegd.”
Navet verwijst onder meer naar waxstoffen. “Die worden geproduceerd in Nederland, maar de techniek werd overgenomen uit Indonesië en de stof is vooral populair in West-Afrika. Of Madras (een lichte katoenen stof met een tartanontwerp, red.) komt uit Groot-Brittannië en bereikte vandaaruit India. Indische arbeiders brachten het naar de kolonies in de Caraïben, waar de stof nu nog steeds veel gebruikt wordt.”
Adoptiedocumenten
Navet begon ook zichzelf en zijn Ethiopische afkomst steeds meer in vraag te stellen. “Toen ik mode studeerde, voelde ik al de noodzaak om over mijn identiteit na te denken, alleen al omdat ik opviel als zwarte man in een kunstschool. Ik merkte dat veel docenten verkeerde verwachtingen hadden. Zo gebruik ik graag levendige kleuren. Zij verbonden dat meteen met mijn Ethiopische wortels, terwijl ik juist meende dat ik een Europees, hedendaags kleurenpalet gebruikte. Dat was best frustrerend, want ik ben jong geadopteerd en nooit teruggegaan naar Ethiopië. Ik grijp niet actief terug naar dat erfgoed.”
Tegelijk besefte hij dat zijn Ethiopische achtergrond ook een voedende bron kan zijn voor zijn textielkunst. Vorig jaar stelde hij een expo samen in galerie Ballon Rouge voor Black History Month. Daarvoor ontwierp hij stoffen waarin hij de tekst van zijn adoptiedocumenten verwerkte en waarmee hij vervolgens gewaden maakte. “In feite zijn die adoptiedocumenten de enige sporen van mijn Ethiopische verleden”, legt hij uit. “Ze spelen een heel belangrijke rol in mijn leven, al zijn het ook maar papieren. De gewaden functioneren als een soort statement, net zoals zijden sjaals van Gucci of Hermès dat zijn. Daar staat alleen een merknaam of logo op gedrukt en toch vertellen ze veel over de drager.”
Muziek weven
Als er iets is dat Navets werkwijze het beste omschrijft, is het een wisselwerking. Hij houdt niet alleen van een constante dialoog tussen onderzoek en praktijk, maar ook tussen industrie en vakmanschap, en tussen industrieel weven (zijn meest gebruikte techniek) en andere disciplines. Een grens is niet iets waartegen hij botst, maar iets wat hij actief opzoekt om het medium van de textielkunst te verkennen.
Zo haalde hij voor zijn afstudeerproject zijn interesse in architectuur weer naar boven. Hij maakte een ruimtelijke installatie, die de bezoekers opriep om met blote voeten te wandelen op een vloer bedekt met enorme doeken. Hoewel hij afstudeerde tijdens de coronapandemie, creëerde en greep hij nadien uiteenlopende kansen. Hij liep zes maanden stage bij de breigoedafdeling van Maison Margiela in Parijs en werd geselecteerd voor een residentie bij de Textile and Design Alliance (TaDA) in Zwitserland. Terug in Brussel ontwierp hij de scenografie voor een voorstelling van choreograaf Stanley Ollivier en exposeerde hij in galeries als Komplot, The Constant Now en Ballon Rouge Gallery.
© Jente Waerzeggers
In zijn meest recente project vroeg hij zich af wat weefwerken gemeenschappelijk hebben met muziek. Tijdens een residentie in Cas-Co in Leuven legde hij de link tussen textiel en de werken van muzikant Julius Eastman. “Ik wilde onderzoeken hoe je met textiel kunt spreken over het erfgoed van een Afro-Amerikaanse muzikant die al overleden is. Daarbij ontdekte ik dat vroeger soms ponskaarten (een kaart met geponste gaten erin om gegevens vast te leggen, bijvoorbeeld om een weefmachine bevelen te geven, red.) gebruikt werden om muziek te maken.”
Navet deed het omgekeerde door weefpatronen te creëren gebaseerd op de muziek van Julius Eastman. Daarvoor werkte hij samen met geluidskunstenaar Emile Van Helleputte, die erin gespecialiseerd is om klanken om te zetten in ponskaarten. Ook choreograaf Stanley Ollivier werd bij het project betrokken. Die zat in New York en ging op zoek gaan naar de sporen die Julius daar achtergelaten had.
‘Ik zie de geschiedenis niet als een last die mij beperkt om het textielmedium heruit te vinden. Het is juist een verrijking’
Dear Julius is een project van lange adem, waar voorlopig nog geen weefwerken uitgekomen zijn; wel des te meer ideeën en verhalen. Zo werkte Navet samen met weeffabrieken die gespecialiseerd zijn in ponskaarten. Over die rijke traditie van de textielkunst vertelt hij vol fascinatie. “Ik zie de geschiedenis niet als een last die mij beperkt om het textielmedium heruit te vinden. Het is juist een verrijking. Ik voel ook de noodzaak om oude gebruiken, zoals de ponskaarten, naar het heden te vertalen opdat ze niet zouden uitsterven”, zegt hij.
“Kunst is een goede manier om dat te doen. Via nieuwe projecten en ongewone ideeën hoop ik het industriële erfgoed nieuw leven in te blazen en ervoor te zorgen dat de ambachtelijke weeffabrieken niet verdwijnen.”
Op 15 december om 20u is Benjamin Mengistu Navet te gast op KIOSK Radio in het programma Entwined, waar hij meer zal vertellen over Dear Julius.