Belachelijk, niet te snappen, en toch ernstig. Het werk van Peter Verhelst
(Bart Vervaeck) Ons Erfdeel - 1997, nr 5, pp. 735-743
Dit jaar viert Peter Verhelst zijn tienjarig bestaan als schrijver. Het zal hem verdrieten, want hij vindt dat het geschrevene zichzelf moet uitgummen. ‘Zichzelf vernietigende kunst bestaat,' zegt hij in zijn tweede roman, Het Spierenalfabet. ‘Er zijn werken die zo volmaakt zijn dat ze zichzelf opheffen. [...] Werken die zo sterk op zichzelf inwerken dat ze ervan beginnen te krimpen. Werken die zich zo in zichzelf keren dat ze ontploffen.' Dit lijkt een antwoord op de vraag waar het boek mee begint: ‘Hoe kan een beschreven blad opnieuw maagdelijk wit worden?' Het kan door de implosie.
Hoe ziet zo'n implosie eruit, zo'n perfectie die zichzelf opheft? Lore, het meisje uit Het spierenalfabet, legt uit dat een perfecte structuur zichzelf ondermijnt en vernietigt: omdat hij zo volmaakt en consequent toepasbaar is, wordt hij overal gebruikt en wordt hij zo veelomvattend dat hij alles met alles verbindt, tot het overzichtelijke -zeg maar: het structurele- verloren gaat. Ze heeft het over een auteur ‘die het pentagram als basisstructuur van zijn oeuvre gebruikt' en zegt: ‘Elke structuur die gesloten lijkt [...], is per definitie suïcidaal, zelfvernietigend en dus ook labiel'. De auteur over wie ze spreekt, is Peter Verhelst.
Het is geen toeval dat het domein waarin Verhelst zijn eerste werken voortbracht, ondertussen geïmplodeerd is. In 1987 verscheen de debuutbundel Obsidiaan. In 1996 nam de dichter afscheid van zijn poëzie met zijn zevende bundel, Verhemelte. Die begint met de woorden: ‘Dit is het einde'. Eigenlijk had de zesde bundel, De boom N (1994), al het einde moeten zijn. In het laatste gedicht zei de ik-figuur dat hij door niemand herinnerd wilde worden, hij en zijn woorden zouden moeten ophouden te bestaan. Het gedicht werd door Paul Claes vertaald in het Latijn, een dode taal. Toch bleek de dood van de poëzie niet volledig: er moest een zevende bundel komen voordat Verhelst (in het Brusselse Literaire Salon van maart 1997) plechtig kon beloven nooit meer poëzie te schrijven. ‘Ik denk dat ik eigenlijk poëzie haat: ik vind het een belachelijke vorm,' had hij in november 1994 al verkondigd in Knack. Het loont de moeite een blik te werpen op de ontwikkeling van die belachelijke vorm.
Verder lezen?
Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.
Reactie plaatsen
Aanmelden