Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Beklijvend eenzijdig
0 Reacties
Voor abonnees

Beklijvend eenzijdig

(Peter Renard) Ons Erfdeel - 2001, nr 3, pp. 468-469

Dit is een artikel uit ons papieren archief. Even geduld. We scannen het voor u in

Bespreking van De bres van de Vlaamse journalist Chris de Stoop, een boek over de polderstreek en het dorp Doel, dat moet wijken voor de haven van Antwerpen.

Beklijvend eenzijdig

„Onlangs vroeg een boer mij waarom ik als een bezeten reiziger de wereld afschuimde, als ik niet eens wist waar ik zelf vandaan kwam. Waarom ging ik naar rijstvelden in Bangladesh en theeplantages in Sri Lanka kijken als ik niet eens wist wat er met de polder gebeurde waaruit ik voortgekomen was? Waarom kon ik mijn eigen streek niet met dezelfde verwonderde blik bekijken als een ver exotisch land?\

In zijn jongste boek keert Chris de Stoop inderdaad weer naar de polder waaruit hij is voortgekomen. De Vlaamse journalist die met zijn publicaties over vrouwenhandel en illegalen in Europa ook internationaal naam maakte, bracht een jaar door in Doel, het dorp dat straks van de kaart wordt geveegd. De bres is een eenzijdig maar met veel inleving verteld verhaal. De auteur schaart zich onvoorwaardelijk aan de zijde van de boeren, de bevolkingsgroep om wie weinigen zich nog echt bekommeren en die door niemand nog wordt gewaardeerd. Hij brengt het verhaal van de landbouwers die al veertig jaar een verloren strijd voeren voor het behoud van hun verleden, heden en toekomst.

In de jaren zestig komt de eerste aanval op de vruchtbare klei en leemgronden achter de Scheldedijk. Net op het ogenblik dat de landbouw in een stroomversnelling raakt, breidt de Antwerpse haven zich uit met dokken op de linkeroever van de Schelde. Er komen een kerncentrale, een klassieke elektriciteitscentrale en zware industrie. Het ziet er slecht uit voor de trotse polderboeren van het Waasland. Hun dagen lijken geteld.

Maar dan begint de economie te stagneren. De expansie stokt, de boeren koesteren weer hoop dat de dreiging nog af te wenden is. Het is een illusie. In de jaren negentig trekt de economie weer aan. Er volgt een tweede expansie. Er duiken plannen op voor een getijdendok voor grote containerschepen. Het idyllische dorpje Doel moet eerst van de kaart, dan weer niet en uiteindelijk waarschijnlijk toch.

Chris de Stoop beschrijft een wereld van landbouwers die slechts gescheiden door de Schelde, volledig verschilt van die van de stedelingen op de Antwerpse rechteroever - en de nieuwkomers in het Waasland. De geschiedenis, de verbondenheid met grond en streek en de gebeurtenissen van de voorbije decennia hebben een diepe kloof geslagen tussen de polderboeren en de rest van de wereld. Stedelingen zijn „steepijpers\", burgers van de ergste soort. Antwerpen is „de havenstad die denkt dat de nulmeridiaan in haar schoot begint\".

Er is niet alleen de kloof tussen stad en platteland. Er is ook de kloof tussen landbouw en milieubeweging. In de jaren zeventig sloten jonge boerenzonen als Chris de Stoop zich nog aan bij de groene beweging. Nadien brokkelde het vertrouwen af. De boerenjongens voelden zich in de steek gelaten door de stadsjeugd die niets begreep van het landbouwleven. De Stoop heeft het snerend over „de rijkeluiskinderen van de Wielewaal\", een natuurvereniging van vogelliefhebbers.

Er is ook de kloof met de politiek en de overheid. Alleen het polderbestuur vindt nog enigszins genade. Onder meer de milieubeweging bestempelt deze eeuwenoude organisatie als reactionair. Voorts deugt de overheid niet. De ombudsman die de sociale begeleiding van de vertrekkende Doelenaars organiseert, is „een bazuinblazer van de overheid\". Het Antwerpse stadsbestuur en havenbestuur zijn de absolute vijand. Brussel is een verre hoofdstad, die Wase boeren in het beste geval twee keer in hun leven bezoeken. Om te betogen. En om tot hun verbijstering vast te stellen dat ze vijf frank moeten betalen om te plassen, terwijl ze thuis maar vier frank krijgen voor een liter melk.

De Stoop verheerlijkt het „magische, mythische platteland\" en vooral de deugden van het buitenleven. „Het hectische stadsleven, de drukte en de dikdoenerij, het geraas en gedaas, de existentiële verlorenheid, het ligt allemaal ver achter ons\", schrijft hij bij zijn aankomst in Doel. „Voor ons wacht de zaligheid van het landleven, de rudimentaire mens, de oude waarden: nestwarmte, levensvreugde, vrijheidsliefde, arbeidszin, spaarzaamheid, familietrots, goed fatsoen, gebondenheid aan erf en grond, eerbied voor andermans goed, overerving en overlevering. Klokken en kapelletjes, godvrezende mensen, koebeesten op de dijk, de kermis en de jaarmarkt, de wet der traagheid, gezond boerenverstand.\"

Twintig jaar na zijn vertrek uit de polders, zijn de tijden voorgoed veranderd. Vol weemoed schrijft De Stoop over zijn jeugd, de boerderij, zijn relatie met zijn te vroeg gestorven vader die voor hem het prototype is van de „oerboer\". Over de sociale verschillen tussen de boeren onderling - zijn vader behoorde niet tot de grote herenboeren, maar bewerkte het allerlaatste stuk poldergrond aan de rand van het zand. Hij heeft het over „de goede tijd\", toen burgers nog verzot waren op echt bloemende polderaardappelen, en de landbouwers nog rechtstreeks aan de stad en niet aan de frietenfabriek van Farm Frites leverden.

Maar bovenal legt De Stoop zich niet neer bij de teloorgang van zijn polder, voor hem een gevolg van de grootheidswaanzin van de havenbaronnen, „de planologen, de potentaten en de gigantomanen uit Brussel\". Er liep ook veel mis en van de beloofde banen is er na al die jaren slechts een tiende gekomen. Het gigantische Doeldok is nooit gebruikt, behalve als de grootste visvijver van Vlaanderen en wordt straks volgestort om het Deurganckdok te bouwen. Er werden wegen aangelegd die kort daarna weer werden afgegraven. Boerderijen werden zinloos onteigend, velden ingenomen die decennia braak bleven liggen.

Chris de Stoop maakte de eeuwwende mee in het polderdorp, waar hij nieuwjaar vierde met een oude boer wiens boerderij verdwijnt voor het Deurganckdok. „Op de kade van Antwerpen braste en slempte een half miljoen feestvierders, die een tapijt van champagneflessen achterlieten, maar in Doel was alles doods en verlaten.\" Voor de landbouwers is er geen plaats meer. De polders maken plaats voor de haven en voor natuur. Voor containers en vogels.

De Stoop vertelt zijn verhaal vanuit een antistedelijkheid die veel Vlamingen zullen herkennen. Die polarisatie verwerkt hij ook geregeld in een kunstmatige, zinloze en soms melige dialoog tussen de ik-figuur en zijn stadse vriendin. Maar los daarvan is dit een beklijvend eenzijdig verhaal.

Peter Renard

CHRIS DE STOOP, De bres, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000, 230 p.

Verder lezen?

Dit is een artikel waarvoor je moet betalen. Koop dit artikel of neem een abonnement om toegang te hebben tot alle verhalen van de lage landen.

€3

€4/maand

€40/jaar

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.