Sinds ze in Amsterdam woont, ziet de Vlaamse schrijver Sarah Meuleman dat Nederland en Vlaanderen op een heel andere manier aankijken tegen bescheidenheid en bravoure. Het huidige tijdsgewricht lijkt de ene houding duidelijk boven de andere te bevoordelen.
Een donkere winteravond in een Amsterdamse bruine kroeg waar het onder schrijvers voor de verandering over voetbal gaat. Een niet nader te noemen auteur maakt een subtiele kinbeweging in mijn richting en zegt met luide stem: “Jullie hebben dat niet.”
Als een man op dergelijke wijze naar me gebaart en een meervoudsvorm bezigt, gaat het meestal over vrouwen of Belgen. In dit geval het laatste. De schrijver wist te vertellen wat er mis is met het huidige Belgische voetbalteam: “Oranje komt het veld op met een houding van: dit doen we even. Dat kunnen jullie niet. De Rode Duivels hebben geen basisbluf.”
“Hebben ze dat nodig dan?” vraag ik.
“Je moet het veld beheersen.”
“Met nepzelfvertrouwen?”
“Met gezonde bluf.”
Op zich een veelzeggende uitdrukking: alleen in Nederland is bluf gezond. Een Belg haalt er doorgaans haar neus voor op. In mijn geboorteland wordt stoefen of pochen als een zwaktebod gezien. Sinds ik in Amsterdam woon, besef ik dat de Lage Landen zich aan tegengestelde uitersten bevinden van het blufspectrum.
© FIFA
Op mijn zestiende won ik de Cultuurprijs van de Stad Gent met een essay – geen bluf. Op het stadhuis mocht ik een beeldje in ontvangst nemen. Een ambtenaar in officieel kostuum las het lovende juryrapport voor. Toen we na afloop werden gefotografeerd, fluisterde hij grappend in mijn oor: “Als ge maar genen dikke nek krijgt!” Een dikke nek is Vlaams voor arrogantie.
Als het verstoppen van je eigen capaciteiten zo diep in een cultuur verankerd zit, doet die cultuur zichzelf dan niet tekort?
Die uitspraak irriteerde me. Waarom mocht ik niet trots zijn? Het stak, omdat ik diezelfde waarschuwing in mijn kinderjaren duizend keer had gehoord. Nog voor ik goed en wel mijn hoofd rechtop kon houden, werd me door mijn omgeving ingeprent vooral geen dikke nek te krijgen. Het is aan anderen om je te prijzen, niet aan jezelf. Hoewel een eigenschap als bescheidenheid waardig en integer klinkt, is het in België een vorm van etiquette, sociaal wenselijk gedrag. Vereiste bescheidenheid komt verraderlijk dicht bij het valse soort. Nu snap ik dat arrogantie geen fraaie eigenschap is, maar als het verstoppen van je eigen capaciteiten zo diep in een cultuur verankerd zit, doet die cultuur zichzelf dan niet tekort?
Nee, dan Oranje met zijn beruchte dit-doen-we-even-mentaliteit. Willem van Oranje, aan wie het Nederlandse elftal zijn naam ontleent, was pertinent geen bluffer, maar stond bekend als een voorzichtig, stil strateeg. Willem de Zwijger, zoals hij ook werd genoemd, had zich wellicht kapot geërgerd aan het opgeblazen zelfbeeld van “zijn” voetbalploeg. Vol bravoure stormen ze het veld op, alsof ze met hun winnaarsfaçade de beker al half hebben binnengehaald.
© Wikimedia
Misschien is dat ook zo. Bluffen schijnt te werken. Iedereen bluft wel eens: tijdens spelletjes, bij sollicitaties, op Instagram of Facebook. Onderzoek wijst uit dat bluffen noopt tot creativiteit; het zou zelfs een teken kunnen zijn van intelligentie. Mensen die zeggen dat ze nooit bluffen? Die bluffen pas.
Toen ik jaren geleden naar Nederland verhuisde, viel me op hoe goed Nederlanders over het algemeen zijn in het beschrijven van hun kwaliteiten, zonder schroom of terughoudendheid. Ik heb er vaak mee geworsteld, zat klem tussen de bescheiden houding die me in België is aangeleerd en de bluf die in mijn nieuwe thuisland van me werd vereist. Het voelde als een spagaat.
Ooit vroeg een Nederlands professor me of ik vond dat een acht en een half een redelijk cijfer was voor het werkstuk dat ik had ingeleverd. Ik vond dat ik een negen had verdiend. In België had ik zoiets nooit hardop gezegd. Ik keek haar aan en probeerde uit te vogelen wat er van me werd verwacht: een proeve van bescheidenheid of van blakend zelfvertrouwen? Ik koos voor het tweede en kreeg mijn negen.
In feite leren we allemaal steeds beter te bluffen. Dit is geen tijdperk voor bescheidenheid. In een cultuur die gedijt bij ronkende plaatjes en prestaties op sociale media, bij wankele waarheden en filters over filters, lijkt het onvermijdelijk dat we ons massaal bedienen van een stevige dosis basisbluf. Wenselijk gedrag verandert. Zelfs de Belgen zullen bluffen. Had Willem de Zwijger vandaag geleefd, dan was zijn bijnaam misschien wel Willem de Blater geweest.
Mensen die zeggen dat ze nooit bluffen? Die bluffen pas
Natuurlijk zijn er grenzen. Zoals te veel bescheidenheid kan leiden tot zelfverloochening, zo verandert de meest gezonde bluf uiteindelijk in bedrog. Waar die grens ligt, is verdomd moeilijk vast te stellen.
Misschien is het mijn Vlaamse opvoeding of het gefluister van een Gentse ambtenaar dat nooit is weggeëbd, maar ik heb het niet op bluf. Wat mijn schrijversvriend ook beweert: het is geen wondermiddel. Bluf maakt van een voetbalelftal nog geen topteam. Ik ben geen deskundige, maar als het in een belangrijke wedstrijd op penalty’s aankomt, blijft er van die zogenaamde basisbluf van Oranje weinig over. De bravoure op het veld verdwijnt en een rijtje kleine jongetjes staart angstvallig naar de goal. Basisbluf is vaak bluf zonder basis. Een penalty tegen de paal.