Bannen, behouden of bewerken: wat doen we met foute boeken?
Het oordeel “fout” is hopeloos tijd- en cultuurgebonden, het verleden een ander land. Mogen we om die reden niet aan oude teksten raken? Toch wel. En zeker in het geval van kinderboeken. Want het geschreven woord is een ideaal instrument om verderfelijke ideologieën in prille breinen te planten, zo laat de prikkelende tentoonstelling Foute boeken? in Huis van het Boek (Den Haag) zien.
De verloren zoon, een album van Jef Nys uit de reeks Jommeke, is het enige stripboek dat ik nog bezit uit mijn jeugd. Blijkbaar was ik er zo aan gehecht dat ik het al die jaren heb bewaard. Ik moet het rond mijn tiende hebben gelezen. Toen mijn dochter even oud was, gaf ik de gehavende kapoentjesuitgave van 15 frank aan haar. En daarvan kreeg ik spijt.
Dit is wat ze las. Een voorvader van de met een rosse snor getooide Schot Mic Mac Jampudding stuurde ooit een zoon naar verre landen om er een geslacht der Jampuddings te stichten. Jommeke gaat met Mic Mac op zoek naar de nazaten van die zoon. Na vele avonturen raakt zijn sprekende papegaai Flip op een eiland aan de praat met een soortgenoot. Als hij een lokale inwoner met schild en speer ziet lopen, vraagt hij: “Zijn ze nog zeer wild?”
De andere papegaai antwoordt dat ze juist zeer beschaafd zijn en een vurige haardos onder de neus hebben. Flip brengt de blijde boodschap aan zijn reisgenoten: “Dit eiland zit er vol van. Allemaal nikkertjes met Jampuddingsnorren!” Mic Mac Jampudding kan het eerst niet geloven, maar de witte koning van het eiland vertelt dat het écht zo is. Hij spoelde er vijfhonderd jaar geleden aan. “Er woonden zwarten. Ze aanzagen me als een soort witte god.” Hij mocht trouwen met “de dochter van het opperhoofd”, kreeg vele (zwarte) nazaten en overleefde zelf al die eeuwen dankzij het drinken van geneeskrachtig water. De wens van hun voorvader is vervuld, zegt de ene Jampudding. “Maar hij zou toch raar opkijken moest hij al die zwartjes zien”, beaamt de andere.
In de strip is het de witte man die koning is en die beschaving heeft gebracht op het eiland. Alleen al uit de woorden waarmee de witten over de zwarten spreken – “nikkertjes”, “zwartjes” – spreekt een pijnlijk superioriteitsgevoel.
Mijn dochter, die afkomstig is uit Rwanda, legde De verloren zoon al snel weg. Ze vond hem niet leuk, zei ze. Nieuwsgierig herlas ik de strip. Al snel begreep ik waarom ze er geen plezier aan beleefde. En ik kreeg het schaamrood op de kaken. Dat het omslag niet al voldoende was geweest om me te alarmeren. Dat het ronduit racistische karakter me destijds blijkbaar was ontgaan. Dat ik dit blijkbaar een komische strip had gevonden.
Donkere kinderen doen domme dingen
Aan boeken die “door een veranderde tijdgeest en voortschrijdend inzicht controversieel zijn geworden” heeft Huis van het Boek in Den Haag de tentoonstelling Foute boeken?
gewijd. De curator Bert Sliggers wilde de bezoeker geen oordelen en oplossingen voorkauwen, maar aan het denken zetten. Wat vinden wij wel en niet fout en waarom? Is dat een reden om in te grijpen in nu als verouderd ervaren teksten of om ze helemaal te verbieden?
De verloren zoon komt in de tentoonstelling niet aan bod, maar ze heeft heel wat gelijkaardige voorbeelden in de aanbieding die laten zien hoe wijdverbreid racistische stereotypen waren in kinderboeken die in mijn jeugd nog grote populariteit genoten. Dat waren ze vooral, stelt een uitlegbord, “omdat de donkere kinderen die erin figureerden vaak domme dingen deden. Ze leerden niets en ze bleven fouten maken.” Je verkneukelen over de (vermeende) domheid van een ander, het is en blijft een egostrelende activiteit.
Het meest onthutsend vond ik wel de uitleg over De hut van oom Tom (1852) van Harriet Beecher Stowe, een boek dat ik, toen ik het als kind verslond, juist zag als een goed boek. Ik herinner me nog dat ik vol verontwaardiging over het feit dat iets als slavernij had bestaan naar mijn ouders liep. Maar wat ik niet zag, is dat het boek bepaald niet vrij is van racistische stereotypen. Niet voor niets is “oom Tom” een scheldwoord geworden voor een zwart iemand die zich onderdanig opstelt ten opzichte van een vermeend superieur wit iemand.
Huiveringwekkend is ook de antisemitische propaganda die Huis van het Boek laat zien. In veel kinderboeken zoals Levi de boekenjood komen joodse mensen in aanraking met het christendom. Ze willen zich bekeren, maar krijgen vanuit de joodse gemeenschap om die reden te maken met geweld en verstoting. Een pijnlijk voorbeeld daarvan is het verhaal Van een jodenjongetje dat in een taalboek voor rooms-katholieke lagere scholen stond. Daarin loopt een joods jongetje per ongeluk een kerk binnen en gaat er ter communie. Als zijn vader dat hoort, gooit hij hem woedend in een brandende oven. Van het boek zijn tussen 1935 en 1956 ruim 350.000 exemplaren gedrukt. Na de Tweede Wereldoorlog ging de verspreiding gewoon door.
Pas in 1952 ontstond er discussie over. In een Kamerdebat erkende de minister van dienst dat het verhaal “ongeschikt is voor de geestelijke en zedelijke opvoeding”. Maar een verbod vond hij strijdig met de grondwet die “eerbiediging van de keuze van leermiddelen eist”.
Toen Godfried Bomans de kwestie in 1956 weer aankaartte op de voorpagina van de Volkskrant kwam de Tweede Kamer tot een andere conclusie. Het verhaal was in strijd met het in het Wetboek van Strafrecht vastgelegde verbod op het aanzetten tot haat jegens een bevolkingsgroep. Begin 1957 maakte de minister van Justitie bekend dat het boek uit de handel werd genomen.
Janneke is zo knap in het huishouden
Menig bezoeker van Foute boeken? zal net als ik verbaasd zijn dat flagrant antisemitisme nog jaren na de Holocaust Nederlandse jeugd- en schoolboeken besmette. Voor de meeste mensen van nu is dit een glashelder voorbeeld van “fout”. Al zal een enkeling volhouden dat verbieden geen zin heeft of een inperking van de vrijheid van meningsuiting is, ook die zal het er waarschijnlijk mee eens zijn dat er bij de uitgever die dit nog publiceert en de docent die het als lesmateriaal gebruikt een steekje loszit.
Maar naarmate de historische en culturele afstand vermindert, wordt het steeds lastiger ferme oordelen te vellen. In de aan “seksisme” gewijde afdeling van de tentoonstelling is een citaat uit Jan Wolkers’ Turks fruit uitgelicht:
Ik naaide de ene meid na de andere. Ik sleepte ze naar mijn hol en rukte ze de kleren van het lijf en ramde me een ongeluk. Dan werkte ik ze de deur uit na een haastig glas drank. Soms drie op een dag. Grote tieten, hangend als zakken brij met spenen om aan te zuigen. Kleine verschrompelde tietjes, te zielig om te strelen. Dan maar het truitje aanhouden.
Wolkers is “gewoon een seksist” die uit de Nederlandse literaire canon gehaald moet worden, vindt de een. “Wolkers is misschien een seksist, maar wel een die goed kan schrijven. Die mag dus zeker niet ontbreken”, oordeelt de ander.
Of neem Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt. Het is en blijft een onverwoestbare klassieker waarmee talloze Nederlandse en Vlaamse kinderen opgroeien. Maar in de verhalen van Schmidt is de rolverdeling tussen Jip en Janneke op zijn minst traditioneel. Foute boeken? licht deze passage uit het verhaal ‘Jip en Janneke gaan trouwen’ uit:
Als ik groot ben, zegt Jip, dan word ik vliegenier. En wat wil jij worden, als je groot bent?
Ik word moeder, zegt Janneke.
Het is zeker niet het enige verhaaltje waarin de toch vrijgevochten Schmidt nogal klassieke opvattingen over de taakverdeling tussen jongens en meisjes etaleert. Neem ‘Moeder helpen’ uit de vierde bundel. Moeder is ziek geweest, het huishouden moet gedaan en ze kan nog niet zo goed werken. “Maar dat hindert niet. Want Janneke is thuis. En Janneke is zo knap in het huishouden. Ze kan stof afnemen. En ze kan ook ramen zemen, als het moet.” Jip wil ook helpen. Hij gaat stofzuigen, maar als snel zuigt hij de bloemen op.
Seks met een dobermann
Is dit erg? Moeten we die treurig traditionele rolpatronen op de koop toe nemen bij het werk van Schmidt, dat zo heerlijk oer-Hollands is en blijft? De bezoeker van de tentoonstelling in Huis van het Boek mag in de laatste zaal zelf met die vraag aan de slag en zijn commentaar noteren bij een aantal dilemma’s. Bij “Levi de boekenjood in de boekenkast” heeft iemand deze hartenkreet geschreven: “Nee toch!!! Dan heb je toch niets van de geschiedenis geleerd?? Bewaar het op een donker plekje om je kleinkinderen te laten zien hoe raar mensen kunnen denken, en vertel het verhaal van al die doden.” Bij “Boeken met stereotiepe rolpatronen uit de schoolbibliotheek verwijderen” heeft iemand opgetekend “Geen censuur svp”.
Die twee tegengestelde reacties hebben wellicht te maken met verschillende inschattingen van de ernst. Antisemitisme valt voor de meeste Nederlanders in de categorie “onvergeeflijk fout”, stereotiepe rolpatronen vinden ze hoogstens ouderwets. Bovendien menen ze dat antisemitisme behoort tot een andere tijd of andere cultuur en rekenen ze Jip en Janneke tot “de eigen cultuur”.
Vanuit dat oogpunt is het spijtig dat het enige hedendaagse voorbeeld van “foute boeken” dat de tentoonstelling ruimschoots belicht de vrucht is van een ideologie die we kunnen afdoen als afkomstig uit een andere cultuur. In de vitrines prijken de werken van de islamitische prediker Abu Ameenah Bilal Philips. Hij mag de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en nog een rijtje landen niet meer in vanwege zijn verkondiging van extremistische ideeën, zoals dat homoseksuelen de doodstraf verdienen en verkrachting binnen het huwelijk niet bestaat.
De meeste bezoekers van de tentoonstelling, ook ik, zullen de werken van deze salafist zonder aarzeling in de categorie “fout” indelen. Maar ik vroeg mij wel af: zijn er geen hedendaagse boeken die we als dusdanig kunnen classificeren van schrijvers en denkers die zichzelf situeren in de Europese culturele traditie?
Als ik er zelf een mag opperen: Le grand remplacement van Renaud Camus, de “huisideoloog van uiterst rechts”. Volgens Camus’ samenzweringstheorie zouden westerse elites welbewust de witte bevolking vervangen om de natiestaat ten onder te doen gaan en hun gedroomde globale wereldorde te vestigen. In min of meer verhulde vorm vinden dergelijke ideeën brede verspreiding via Dries Van Langenhove, voorzitter van de extreemrechtse jongerenbeweging Schild & Vrienden en parlementslid voor het Vlaams Belang, en de Nederlandse leider van Forum voor Democratie Thierry Baudet.
Een andere kandidaat: Serotonine van Michel Houellebecq. Het hoofdpersonage (ja, dat mogen we niet verwarren met de auteur) ziet vrouwen als hoeren. Zijn misogynie bereikt een dieptepunt als hij een video bekijkt waarin zijn geliefde seks heeft met een dobermann en een bulterriër, waarna hij vooral ontdaan is uit empathie voor de honden. “Het meest verbaast me misschien nog de kritiekloosheid waarmee zijn grove seksisme wordt gepikt”, schreef Cyrille Offermans in De Groene Amsterdammer. “Als de oneindig subtielere Jan Wolkers, zoals recentelijk bleek, al hier en daar aan de schandpaal van #MeToo wordt genageld, zou de Franse provocateur dan niet op z’n minst de eeuwige hellestraf verdienen?” Margot Dijkgraaf oordeelde dan weer dat Houellebecq “onuitstaanbaar negatief over vrouwen” schrijft, maar beloonde de roman in NRC Handelsblad wel met vijf sterren. Maakt de literaire kwaliteit het onversneden seksisme goed? Is Houellebecq fout of verwarren we hem met zijn personage? Zal iedereen zich er over enkele decennia over verbazen dat serieuze recensenten ermee wegliepen?
Door dergelijke vragen op te werpen en ook boeken uit te lichten van een Europees auteur die velen tot de grote hedendaagse schrijvers rekenen of van een politiek invloedrijke denker met omstreden ideeën, hadden de samenstellers het debat op scherp gesteld. Nu spelen ze op veilig. Het is altijd de ander, uit een andere tijd of traditie, die fout is. Maar het komt er juist op aan op tijd de gevaarlijke ideeën te onderkennen die broeien in de eigen samenleving.
Ze willen alles herschrijven!
Zeker, ook werken uit andere tijden kunnen in het heden een rijke bron voor controverse zijn. “Het verleden is nu eenmaal een ander land en als je dat door de waardenbril van vandaag gaat bekijken, mag niets nog gelezen en opgevoerd worden”, schreef Mia Doornaert in een column. De columniste en voorzitster van Literatuur Vlaanderen brieste van verontwaardiging over het feit dat er tegenwoordig zelfs lieden zijn die de toneelstukken van Shakespeare willen herschrijven vanwege vermeend seksisme en racisme. In een en dezelfde column nam ze het op voor de vrijheid van meningsuiting van plastisch chirurg Jeff Hoeyberghs. Die had in Vlaanderen een storm van verontwaardiging geoogst met misogyne praatjes. Voor Doornaert paste het herschrijven van Shakespeare en de poging Hoeyberghs het zwijgen op te leggen in hetzelfde patroon: de breideling van de vrije meningsuiting en het geloof dat lezer en toehoorder niet mans genoeg zijn om zich te weer te stellen tegen vermeend of echt seksisme.
Het heeft geen zin historische personages en werken langs de hedendaagse morele meetlat te leggen
Doornaert heeft natuurlijk alle gelijk van de wereld dat het geen zin heeft historische personages en kunstwerken langs de hedendaagse morele meetlat te leggen. Dat we ze moeten lezen in de context van hun tijd. Dat we moeten vertrouwen op het vermogen van de lezer zich kritisch te verhouden tot de hem of haar voorgeschotelde tekst. Dat het doodzonde is literaire meesterwerken naar de prullenbak te verwijzen of te kuisen omdat ze niet aan onze hedendaagse maatstaven voldoen.
Maar wat de tentoonstelling in Den Haag vooral duidelijk maakt, is dat het heldere en schijnbaar overtuigende dictaat “Met de poten afblijven, geen verbod of censuur!” niet altijd standhoudt. Omdat het boek, zoals de nationaalsocialisten helaas bewezen, een “geestelijk slagzwaard” kan zijn, een uiterst effectief wapen om een ideologie in het hoofd te planten. Vooral van kinderen. De samenstellers van Foute boeken? stellen dat kinderboeken een grote rol spelen in het verspreiden van religies en ideologieën. Ze kunnen werken als kleine indoctrinatieprogramma’s die dubieuze ideeën in een nog zeer ontvankelijk brein laten binnendringen.
Kinderboeken spelen een grote rol in het verspreiden van religies en ideologieën
Zeker, boeken die we fout achten verbieden is zeer zelden een oplossing. Wie zou dat moeten doen? Een staatscommissie van censoren? De gruwel. Maar wellicht kunnen uitgeverijen, boekhandels en bibliotheken wel hun verantwoordelijkheid nemen. Zij bepalen wat de moeite waard is om uit te geven en op de schappen te zetten. Van kinderen kunnen we moeilijk verwachten dat hun morele antennes voor soms verdoken racisme en seksisme al volledig ontwikkeld zijn, van volwassenen wier vak het is boeken uit te brengen en te beoordelen wel.
Gelukkig nemen uitgeverijen die verantwoordelijkheid. Maar makkelijk is het niet. Dat laat de vijftigste druk van Jip en Janneke uit 2019 zien. Die is, lezen we in het colofon, herzien. Een uitleg of verantwoording over de ingrepen ontbreekt. Vergelijkend warenonderzoek leert dat de taal her en der is gemoderniseerd. Zo is de “vliegenier” uit ‘Jip en Janneke gaan trouwen’ een piloot geworden. Maar het is nog steeds Jip die piloot wil worden en Janneke moeder. Niet alleen kosmetisch maar ook inhoudelijk is er ingegrepen in ‘Moeder helpen’, dat nu ‘Mamma helpen’ heet. Daar staat nu, na de zin dat mamma nog wat zwakjes is en niet kan werken: “Maar dat geeft niet. Want Jip en Janneke zijn thuis. En zij kunnen helpen. Janneke kan stof afnemen. En ze kan ook ramen zemen, als het moet.” Het heeft iets halfslachtigs. Jip en Janneke kunnen nu allebei helpen, de zin dat Janneke zo knap is in het huishouden is weggehaald. Maar het is nog steeds Janneke die stof kan afnemen en ramen zemen.
Het is ook een onmogelijke opdracht. Teksten die uit een andere tijd stammen en uitdrukking zijn van een andere tijdgeest laten zich niet met wat kleine ingrepen moderniseren. Maar het is te makkelijk kritiek te geven op de uitgever van Jip en Janneke omdat die het gore lef had met zijn vingers eraan te zitten of juist omgekeerd omdat die te slap heeft ingegrepen. Het is een blijft nu eenmaal een delicate evenwichtsoefening. Aan de ene kant willen we niet dat de tekst al rondzwevende vooroordelen en stereotypen versterkt in de hoofden van jonge kinderen die nog onvoldoende bagage hebben om zich daar tegen teweer te stellen. Aan de andere kant heeft het werk van Schmidt zoveel kwaliteiten dat we hopen dat nieuwe generaties ervan kunnen blijven genieten en vergt respect voor de tekst dat we zeer terughoudend te werk gaan.
We kunnen het ons niet permitteren
Ruim veertig jaar nadat ik het voor het eerst gelezen had, trok ik naar de boekhandel, benieuwd of De verloren zoon nog steeds verkrijgbaar was en of de uitgever erin had ingegrepen. Het album lag pontificaal vooraan in de rij Jommekes. “Nikkertjes” bleek te zijn gesneuveld, maar “zwartjes” is gewoon blijven staan. Het beeld dat de witte man de beschaving brengt, staat nog altijd overeind. De verloren zoon is dan ook een strip uit 1965. In die tijd was Nys bepaald niet de enige die het koloniale denken nog niet had afgeschud. Wel kunnen we ons afvragen of hij in 2003 blijk gaf van zelfinzicht, toen hij in een interview vertelde dat hij in zijn testament liet vastleggen dat Jommeke nooit in aanraking mocht komen met geweld, seksisme en racisme.
Ik hoop maar dat de toekomstige eigenaar van dit album verstandiger is dan ik destijds. Maar eigenlijk vind ik dat uitgeverij en boekhandel in dit geval de wijsheid hadden moeten hebben dit niet langer te herdrukken en in de bak met stripboeken te leggen. Er gaat bepaald geen meesterwerk aan verloren. Het is een nogal banaal en gedateerd werkje.
Zolang een uurtje op een schoolplein of een trapveld in een park voldoende is om te merken dat racisme allerminst is uitgebannen, zolang de cijfers laten zien dat discriminatie op de arbeids- en huizenmarkt welig tiert, kunnen we het ons niet permitteren racistische denkbeelden in kinderhoofden te zaaien en erop te vertrouwen dat ze slim genoeg zijn om het foute karakter daarvan te zien.