Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Publicaties

Context bij cultuur in Vlaanderen en Nederland

Argwaan is besmettelijk. ‘De ommelanden’ van Elvis Peeters
0 Reacties
© Thomas Sweertvaegher
© Thomas Sweertvaegher © Thomas Sweertvaegher
Elvis Peeters wint de Ultima voor de letteren
literatuur

Argwaan is besmettelijk. ‘De ommelanden’ van Elvis Peeters

In het nieuwe werk van het schrijversduo Elvis Peeters wordt de moraal op losse schroeven gezet.

“Wat is dat, een mens?”, vraagt een anonieme essayist zich af in de openingszin, die meteen Primo Levi’s Is dit een mens oproept. De stem gaat verder: “Wij zijn zoogdieren, net als tijgers en runderen en apen. Kuddedieren. En niet iedereen maakt deel uit van onze kudde.” We zijn simpelweg met te veel. Het is een waarschuwing die kan tellen: ook in het nieuwe werk van het schrijversduo Elvis Peeters wordt de moraal op losse schroeven gezet.

Onder de schroeiende zon staat een jonge fotografe naast haar auto, die koppig weigert te starten. Ze wil vertrekken uit de ommelanden, een onbestemde regio in Zuid-Europa, waar ze naartoe trok voor een kunstproject. In achterkamertjes portretteerde ze de dood in ruil voor wat geld dat ze de nabestaanden toestak. Onopgemerkt, denkt zij, net zoals haar hele aanwezigheid in dat godvergeten achterland. Maar dat is buiten de bewoners gerekend, die haar nauwlettend in het oog houden en haar de engel des doods noemen. “Zijzelf ziet het niet doordat ze door de lens kijkt, een slip van een versleten hemd herschikt, de panden van een jas sluit.” Het gehucht bespiedt alles, vertelt alles, lacht in zijn vuistje wanneer de stadsvrouw tevergeefs probeert een geit te melken. Het cirkelt rond de fotografe als één grote, argwanende wij. Laat haar maar zwoegen, zingt het koor, laat haar nog maar even sudderen. Veel hulp valt er van die kudde niet te verwachten. Als er dan een welwillende passant met een tractor opduikt, voert de hulp haar niet naar de verlossende stad, maar terug naar af, terug naar de hoeve waaruit ze wil vertrekken. “Jij leeft van onze doden. Wat mag daartegenover staan?”, klinkt het onheilspellend. Een antwoord blijft uit.

Alle perspectief-wisselingen werken verwarring in de hand

Peeters rijgt de scènes tergend traag aaneen. Telkens weer is er hitte, autopech en het vertelperspectief dat heen en weer springt tussen de wanhoop van een stedelijk “ik” en een bedreigend collectief “wij”. Net wanneer alle banden met de buitenwereld doorgeknipt zijn, wanneer de auto onherroepelijk beschadigd is en de batterij van de gsm leeg, heft Peeters de tweedeling op. Midden in het boek krijgt de fotografe een naam, Dora, en wordt ze deel van de gemeenschap die langzaamaan gezichten krijgt. De priester, de beide Thea’s, de boer-fotograaf Gilas, iedereen kan net zoals Dora een “ik” worden. De collectieve dreiging bestaat alleen in de visie van de stadsmens, die de ommelanden binnendringt.

Een nieuwe tweedeling ontstaat wanneer Peeters uitzoomt en ons meeneemt naar de stad, waar Dora’s zus Marie ongerust wordt. Spannend zijn die scènes in eerste instantie niet. Ze illustreren vooral de onverschilligheid van de stadsbewoner tegenover de verachterde ommelanden, waar de economie al langer ineengestort is, en tegenover de krottenwijken aan de rand, die met vlammenwerpers werden platgebrand, waardoor “de stank van verschroeiing en smeulende materie dagenlang in de wijk bleef hangen”. Er was weinig media-aandacht voor de hele kwestie “en de Middenpartij heeft geprotesteerd en een motie van afkeuring ingediend – die werd verworpen – maar niemand komt met een alternatief om de overlast te beperken”. Marie vertelt het terloops, terwijl ze sperzieboontjes plukt in de daktuin van haar woontoren. Meer woorden heeft Peeters niet nodig om een hele wereld op te roepen van klimaatvluchtelingen en gele hesjes. Ook de vluchtelingenproblematiek waarover het duo al schreef in De ontelbaren (2005) is niet veraf.

In de stadspassages zien we Marie en haar vriend van buitenaf, maar we volgen hun alledaagse leven ook via ik-vertellers. In de stad draait het niet om overleven. Er zijn winkels, er zijn restaurants, de waterschaarste lijkt onder controle dankzij waterhuishoudkundige ingenieurs en drones. Er is ruimte voor zwangerschap, verliefdheid, een jazzconcert. Bij de laatste scène in de stad creëert Peeters opnieuw afstand.

Voor ze [Marie] haar perceel groenten opzoekt, loopt ze naar de reling om naar de stad te kijken.
De stad ligt daar als een koortsig beest.

De camera is allesbepalend en dwingt de lezer om voortdurend door andere ogen mee te kijken. Alle perspectiefwisselingen werken verwarring in de hand en bemoeilijken enigszins een vlotte lezing, maar ze zorgen er vooral voor dat de wij/zij-splitsing in het hele boek flou en veranderlijk blijft. Dat effect wordt versterkt door de anonieme essays, die in almaar grimmiger vorm terugkeren. “Een moord is een moord en moet worden bestraft, je kunt niet zomaar iemands leven nemen, binnen de kudde moet je je veilig kunnen voelen.” En toch zal moord altijd blijven bestaan en is er niets natuurlijker dan de dood, stelt de auteur van die essays, die zichzelf daarmee lijkt in te dekken tegen de toekomst: in de allerlaatste pagina’s van De ommelanden wordt een volstrekt amoreel plan onthuld.

Door de onbekende stem en de wisselende vertellers word je steeds weer op het verkeerde been gezet. De argwaan uit de openingsscènes blijkt besmettelijk. We vragen ons af welke bedoelingen de ommelanders hebben die zich “warmen aan haar leven”, welke waarschuwingen de essayist wil meegeven en tot welk kamp hij behoort. Ook voor de lezer zijn de handvatten zoek. Zijn wij wel deel van de kudde? En zo ja, van welke?

De argwaan uit de openingsscènes blijkt besmettelijk

Dat spel met perspectief is voor Peeters niet nieuw. In Wij (2009) slaagt de ongebruikelijke wij-stem erin toch enige empathie op te wekken voor de ontspoorde tieners in het verhaal. In Dinsdag (2012) stelt het schrijversduo door de perspectiefwissels de betrouwbaarheid van zijn bejaarde verteller in vraag.1 Anders dan die romans is De ommelanden meer verstild en ingetogen. Poëtisch is de beschrijving van een hond die uitgemergeld opgaat in het landschap en vlak voor het beklemmende einde volgt er zelfs een scène die ronduit teder is. In die verstilde schoonheid is Elvis Peeters op zijn best en gunt hij Dora en de lezer even adempauze te midden van de hitte.

De hele dag staat nog te gebeuren, en zij zitten daar, ieder op zijn manier glimlachend, de zon breekt door het dunne wolkendek […], een ijl waas lijkt over het veld te zweven.

De ommelanden is een boek dat met een bijsluiter komt: traag innemen, bij voorkeur onder temperaturen van minimum 25 °C. Na afloop minstens een half uur laten inwerken. De beklemming blijft lange tijd werkzaam.

Elvis Peeters, De ommelanden, Angèle, Antwerpen, 2019, 221 p.
Reeks

Elvis Peeters wint de Ultima voor de letteren

Aanmelden

Registreer je of meld je aan om een artikel te lezen of te kopen.

Sorry

Je bezoekt deze website via een openbaar account.
Je kunt alle artikelen lezen, maar geen producten kopen.

Belangrijk om weten


Bij aankoop van een abonnement geef je toestemming voor een automatische herabonnering. Je kunt dit op elk moment stopzetten door contact op te nemen met emma.reynaert@onserfdeel.be.