Annabelle Binnerts exposeert tekst waar je beeld verwacht
Annabelle Binnerts (1995) ziet de mogelijkheden van ambiguïteit. De jonge Nederlandse kunstenaar bouwt aan een onderling divers oeuvre waarin taal steeds prominenter naar voren komt als thema én medium. Ze heeft een voorkeur voor onder meer woorden, schaduwen en landkaarten: eerder plaatsvervangers dan de dingen zelf.
In 2015 maakte Annabelle Binnerts een boek, achtentwintig pagina’s lang, maar zonder woorden. Op elke bladzijde bleven alleen paginanummer en leestekens over: een soort sterrenbeeld van komma’s en punten. Soms was er nog een heel vage suggestie van een verhaal: dialogen gemarkeerd met aanhalingstekens; vraagtekens en iets verderop een uitroepteken. Wat is overgebleven, noemt Binnerts de stiltes in de tekst. Het geheel oogt als een extreme uitwispoging; het boek heet zelfs No Title.
In de jaren daarna volgden er meerdere kunstwerken en projecten waarin stilte en afwezigheid een belangrijke rol speelden. Binnerts maakte zelfs een serie video’s onder de naam Silence Videos (2016). Die vertoonde ze tijdens de korte pauzes op een performanceavond, tussen het afsluitende applaus voor de vorige act en het begroetende voor de volgende. Ze werden geprojecteerd op een stuk wit doek dat ook in de video’s zelf een rol speelde: het bolde steeds op in de wind.
Dat waren kleine, bijna nietsige gebeurtenissen die nauwelijks geluid maken, maar door de camera toch even uitgroeiden tot iets dat kortstondig het scherm beheerste. Daarna wapperde het doek-op-de-video niet langer en verdween het doek-met-de-video-erop weer van het podium. Beide voorwerpen verschilden radicaal van functie en de werkelijkheid waarin ze zich bevinden, maar tegelijkertijd leken ze nu eenmaal op elkaar en daarom werd het verleidelijk ze te zien als precies hetzelfde object. Dat gaf een onbestemd gevoel: waar eindigt de video nu precies en begint de werkelijkheid?
Er staat niet wat er staat
Die twijfel doet enigszins denken aan René Magrittes La trahison des images, beter bekend als ‘Ceci n’est pas une pipe’. Het schilderij werd wereldberoemd als geheugensteuntje voor het inzicht dat een afbeelding niet het object zelf is. Maar dat hangt wel af van de vraag in welke werkelijkheid je die geschilderde pijp plaatst: buiten het doek is die eenvoudigweg geen pijp, maar erop wel. Een dergelijke ambiguïteit speelt ook een belangrijke rol in Binnerts’ werk. Ze laat de lastigheid daarvan zien, maar nog meer de mogelijkheden. In het dagelijks leven kan een ambigue formulering voor onduidelijkheid zorgen en zelfs voor miscommunicatie, maar in pakweg een gedicht ontstaat er juist ruimte voor meerdere betekenislagen. Zeker in de moderne en hedendaagse poëzie is het eerder regel dan uitzondering dat je de tekst niet alleen letterlijk opvat: ‘Lees maar, er staat niet wat er staat’, zoals de beroemde versregel van Martinus Nijhoff luidt. Omdat vorm en inhoud – of uiterlijk en innerlijk – niet één op één als elkaar vertaald kunnen worden, ontstaat er ruimte voor extra betekenis.
Toen Binnerts zich aan de kunstacademie inschreef, koos ze voor de afdeling Beeld en Taal. Zoals de naam al verklapt, krijgen de studenten niet alleen onderwijs in bijvoorbeeld schilderen, tekenen en fotograferen, maar ook in creatief schrijven. Zowel beeld, taal als de relaties daartussen blijven de hele studie door belangrijk, maar de balans of nadruk kan per student verschillen. Een van Binnerts’ jaargenoten studeerde af met een roman.
Zelf maakte ze in haar afstudeerjaar een project dat je als ondertitel ‘Beeld óf Taal’ zou kunnen geven: Atlas (2017). Met de hand tekende ze kaarten uit een oude atlas na, maar met één belangrijk verschil: alleen de namen bleven over. Die aangepaste kaarten doen denken aan No Title, maar het is moeilijk om te zeggen welke twee kunstwerken de extreemste uitwissing zijn. Met Atlas
speelt Binnerts misschien een nog verdergaand spel met aan- en afwezigheid. Kaarten zijn sowieso al gemankeerde, want geabstraheerde versies van de realiteit; plaatsvervangers of -houders daarvan. Een naam is nog abstracter: een afspraak om met dat woord aan een bepaald land, stad of water te refereren.
Het resultaat van Binnerts’ ingreep doet sterk denken aan de visuele poëzie van Paul van Ostaijen: letters die de aandacht opeisen omdat ze in bogen en kronkels over het blad verdeeld zijn – maar vooral dus letters, geen plaatsen. Ze zijn de vervangers van de vervangers, maar dat wil niet zeggen dat ze zelf afwezigheid zijn. Kijk maar, er staat wat er staat en ook weer niet. Dat proberen te bevatten zorgt voor een prettig gevoel van kortsluiting.
De vreemde spanning tussen aan- en afwezigheid komt vaker naar voren in Binnerts’ werk. Neem bijvoorbeeld de expositie A Short Ride in a Fast Machine, die ze samen met twee bevriende kunstenaars opzette – Bart Lunenburg en Caz Egelie – en die te zien was in expositieruimte Moira (Utrecht, januari 2019). De tentoonstelling was zogenaamd een retrospectief van een fictieve kunstenaar die consequent aangeduid werd als The Artist – die verder opmerkelijk genoeg naamloos is. The Artist bleek echter geen mystificatie die koste wat kost volgehouden moet worden. Er doken bijvoorbeeld óók foto’s – gebaseerd op het clichébeeld dat van een kunstenaar bestaat – op van Binnerts, Lunenburg en Egelie, maar telkens met de toevoeging ‘as an artist’ (mijn cursivering). Verving de fictieve kunstenaar nu de echte, was het precies andersom, of wisselden ze elkaar constant af?
Gesloten boeken
De laatste jaren gaat Binnerts’ aandacht vooral uit naar taal. Ze heeft een interessante, moeilijk plaatsbare vorm gevonden om tekst en beeld te verenigen: geschilderde of gedrukte woorden op objecten die ze exposeert. Er is een verschil tussen zelf thuis een boek openslaan, bijvoorbeeld omdat je daar zin in hebt, merkt ze op, of naar een expositieruimte gaan waar je min of meer gedwongen wordt om te lezen. Je krijgt een tekst te zien op de plaats waar je een beeld zou verwachten. Dan kun je je best nog eens bekocht voelen, grapt ze, maar ze heeft een punt: geëxposeerde teksten vragen om een andere benaderingswijze.
Een van die ‘tekstwerken’ is Reads like a Book (2018), bestaande uit een serie panelen waarop ze stukken tekst uit boeken heeft geschilderd; als je goed kijkt zie je de foutjes – en dus de menselijke hand – in wat anders drukletters hadden geleken. De teksten zijn hoofdstuktitels als ‘The Cave’ en ‘The Island’, en beschrijvingen van (soms letterlijk onbestaanbare) ruimtes als een zwembad dat zo diep is dat je de bodem niet ziet, of een steeg die aan beide kanten doodloopt. Het zijn zinnen en woordgroepen die Binnerts isoleerde uit boeken die ze zelf las – je zou ze een close-up van taal kunnen noemen. De beschrijvende teksten zijn natuurlijk niet de ruimtes zelf – die worden niet eens direct gevisualiseerd. Er is geen één-op-één-relatie, waardoor je je fantasie kunt inzetten. Binnerts toont zo hoe twijfelachtig het cliché is dat een afbeelding meer zegt dan duizend woorden.
De hoofdstuktitels uit Reads like a Book duiken op in Binnerts’ recente project The Main Cast. Dat bestaat uit boekjes met een voorkant in een effen kleur – géén omslagafbeelding – waarop bijvoorbeeld ‘The Library’ of ‘The Theatre’ staat. Ze liggen in een vitrinekast, waardoor je ze onmogelijk open kunt slaan. Het is gissen wat erin staat, maar, zo merkt Binnerts op, zulke woorden roepen bij iedereen duidelijke associaties op. Soms zijn die universeel, soms persoonlijk – net als bij de eerder genoemde ‘The Artist’. Ze zijn bovendien geladen. Een eiland als setting kan bijvoorbeeld duiden op het gevoelsmatige isolement van de hoofdpersoon of een voorafschaduwing zijn van later daadwerkelijk van de rest afgesneden worden.
Binnerts en ik wisselen een aantal van die associaties uit, terwijl zij natuurlijk weet wat er wel en niet in de boekjes staat. Het zou me niet eens verbazen als ze leeg blijken te zijn, maar dat maakt hen niet minder enerverend.