Deel artikel

Lees de hele reeks
literatuur column

Al die mensen in mijn hoofd

28 november 2024 5 min. leestijd Thomas Heerma van Voss

Drie mannen voor wie Thomas Heerma van Voss een groot zwak heeft, leven sinds kort niet meer. Ook hij wordt ouder en weet steeds beter hoe je omgaat met mensen die er niet meer zijn maar die je voorgoed met je meedraagt.

Vorige week las ik per toeval dat Ilan Kisch overleden is. Hem leerde ik anno 2005 kennen. In een vlaag van overmoed of misschien onderscheidingsdrift – al komen die twee natuurlijk vaak op hetzelfde neer – had ik als vijftienjarige op het Vossius Gymniasum voor het vakkenprofiel Natuur & Techniek gekozen. Vanaf dat moment werd de mij onbekende zestiger Kisch mijn wiskundeleraar. Hij had een grijze baard en een onderzoekende, ietwat droevige oogopslag. Terwijl hij kalm uitleg gaf over evenwijdige lijnen, over sinus en cosinus en het getal pi, keek hij vaak verwonderd om zich heen. Alsof hij zelf ook niet helemaal begreep hoe hij hier voor de klas was beland, maar er alsnog het beste van probeerde te maken.

Kisch maakte iets in me los. Liefde is te sterk uitgedrukt, maar wiskunde veranderde van mijn meest gehekelde vak in een geliefd wekelijks blokuur. Kisch presenteerde sommen als aanlokkelijke raadsels die met logica en helderheid vielen op te lossen. De proefwerken die hij had nagekeken roken altijd naar shag. Een geur die me aan mijn vader deed denken, aan mijn thuis. Later vernam ik dat de vader van Kisch bij de Joodse Raad had gezeten.

De proefwerken die hij had nagekeken roken altijd naar shag. Een geur die me aan mijn vader deed denken, aan mijn thuis

Ook na de middelbare school wilde ik de wiskunde niet laten gaan. Ik werd tijdelijk wiskundedocent, op een huiswerkinstituut grenzend aan het Vondelpark. Voor elf euro per uur legde ik verwende tieners uit wanneer ze een som nog eens moesten lezen en wanneer ze hun geodriehoek moesten gebruiken. Algauw had ik geen zin meer. Zonder de uitleg van Kisch viel er weinig lol te beleven aan de wiskunde, en bovendien had ik het schrijven ontdekt. In mijn zoekende eerste korte verhalen speelde wiskunde consequent een bijrol. In een vroege versie van mijn debuutroman liep aanvankelijk een bijpersonage rond dat Ilan heette en dat als enige de ontsporende ik-figuur kon bereiken.

Dankzij dat debuut belandde ik als negentienjarige in 2010 in de Desmet Studio in Amsterdam. Daar werd ik voor het eerst van mijn leven geïnterviewd. Het programma heette Knetterende Letteren, en hoewel het gesprek alleen lokaal en online vertoond zou worden, stonden er talloze camera’s en felle lampen op me gericht. Ik was zweterig nerveus, schraapte mijn keel, hoorde maar half wat er gezegd werd. Of ik al genoeg levenservaring had om romans te kunnen schrijven? Vroeg die man dat nou? Ehm, tja, hopelijk – ik stamelde. Maar anders dan ik vreesde drukte de interviewer niet door, hij nam het woord galant van me over en leidde me goedlachs en geïnformeerd door de rest van het gesprek heen. Kenneth van Zijl was zijn naam, en het enthousiasme dat hij in dat kwartiertje toonde, bleek bij hem te horen.

In de jaren daarna kwamen we elkaar nog regelmatig tegen. Hij reageerde vaak betrokken als ik een boek geschreven had, interviewde me eens in een bibliotheekzaaltje, we belandden samen in een beoordelingscommissie voor het Letterenfonds. Van Zijl was charmant, belezen, grappig en steevast geïnteresseerd – zo iemand die culturele instanties levend houdt, die altijd nieuwe plannen bedenkt en aanjaagt, die de kleinschaligheid van Nederlandse literatuur geen reden vond om zich ervan af te zonderen, maar juist om extra verheugd te zijn over alles wat er wel gebeurde.

Van Zijl was tweeënzestig toen hij op 5 november overleed.

Vlak daarvoor stierf iemand die ik al mijn hele leven kende. Acteur Hugo Koolschijn (1946) was de buurman van mijn ouders, en dus jarenlang ook van mij. Een ernstig gezicht met een indringende blik. En hoewel we nooit veel tekst wisselden, was ik zeer op hem gesteld. De alertheid in zijn ogen. Het humorvolle hoofdschudden waarmee hij vrijwel alles aanschouwde van wat er om hem heen gebeurde. Koolschijn keek graag met mijn vader naar wielrennen, op zondagmiddag, altijd in de woonkamer in mijn ouderlijk huis. Ze dronken hun flesjes Heineken, grabbelden wat in de bak met chips, becommentarieerden de taal van de televisiecommentator, vonden elkaar in vreemde, soms wrange grappen die voornamelijk om vroeger draaiden, verledens waar ik maar half weet van had.

Toen in 2014 mijn eerste verhalenbundel De derde persoon verscheen, stelde een vriend voor om daar een boektrailer voor te maken. Ik zocht iemand voor de rol van een ter dood veroordeelde man die stilletjes zijn laatste maaltijd eet. En op verzoek kwam Koolschijn opdraven, die druk was met ITA-producties maar hier toch tijd voor vrij maakte. Mijn vriend was zo geïntimideerd door zijn indringende, onbenaderbare voorkomen dat de opname veelvuldig over moest. Daar zat Koolschijn, achter een houten tafeltje in een grijs pak, kauwend op een biefstuk die we voor iedere take weer opwarmden en die op den duur zo taai was dat hij niets meer doorslikte.

Op cruciale momenten in mijn leven trok ik me aan die mensen op, of dompelde ik me in elk geval in hun wereld onder

Als ik nu aan dat kort verhaal denk, denk ik automatisch aan Koolschijn. Zijn ernstige blik. De melancholie die er ook altijd in doorschemerde. Hij speelde de rol van ter dood veroordeelde beter dan ik het me op papier had kunnen voorstellen, alsof hij al iets wist wat voor mij nog geheim was.

Misschien deelden die drie mannen dat wel, begrepen ze iets wat ik nog niet inzag. Op cruciale momenten in mijn leven trok ik me aan hen op, of dompelde ik me in elk geval in hun wereld onder. En nu, zonder enige aankondiging of inleiding, zijn die werelden opgehouden. Koolschijn zag ik voor het laatst pal voor mijn ouderlijk huis, op de stoep, een paar maanden geleden. Hij had haast, hij riep: “Tot snel”.

Nooit meer gezien, nooit meer gesproken.

Ik wilde hem bedanken, maar wist niet waarvoor precies, en toen was het moment al voorbij

De laatste keer dat ik Kenneth van Zijl trof, zaten we aan een volle vergadertafel. We spraken af spoedig iets te gaan drinken. In zijn laatste mails noemde hij zijn ziekte, maar hij bleef optimistisch, er was geen reden voor bezorgdheid, “tot snel hopelijk”. Ilan Kisch zag ik na mijn middelbareschooltijd nog weleens door de binnenstad van Amsterdam fietsen. De laatste keer, afgelopen zomer, keek hij mijn kant op, maar hij leek me niet te herkennen. Ik wilde hem bedanken, maar wist niet waarvoor precies, en toen was het moment al voorbij. Hij moet rond de tachtig zijn geworden.

Mijn vader zei eens: “Steeds meer mensen bestaan alleen nog in mijn hoofd.”

Ik begrijp meer en meer hoe hij die uitspraak bedoelde. Ouder worden is niet alleen permanent afscheid nemen, het is ook leren omgaan met al die mensen die je opeens nooit meer tegenkomt en die je toch voorgoed met je meedraagt.

Geef een reactie

Gerelateerde artikelen

		WP_Hook Object
(
    [callbacks] => Array
        (
            [10] => Array
                (
                    [0000000000002a0f0000000000000000ywgc_custom_cart_product_image] => Array
                        (
                            [function] => Array
                                (
                                    [0] => YITH_YWGC_Cart_Checkout_Premium Object
                                        (
                                        )

                                    [1] => ywgc_custom_cart_product_image
                                )

                            [accepted_args] => 2
                        )

                    [spq_custom_data_cart_thumbnail] => Array
                        (
                            [function] => spq_custom_data_cart_thumbnail
                            [accepted_args] => 4
                        )

                )

        )

    [priorities:protected] => Array
        (
            [0] => 10
        )

    [iterations:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [current_priority:WP_Hook:private] => Array
        (
        )

    [nesting_level:WP_Hook:private] => 0
    [doing_action:WP_Hook:private] => 
)